volgende
vorige
items

Introductie landbouw

Taal wijzigen:
Pagina Laatst gewijzigd 23-11-2023
5 min read
De landbouwsector is een van de belangrijkste grondgebruikers in Europa en geeft als zodanig vorm aan het landschap in plattelandsgebieden. Deze sector oefent verschillende directe en indirecte effecten uit op het milieu en is zelf afhankelijk van natuurlijke hulpbronnen.

_DGP5161_2.jpg

More photos

Landbouwgrond speelt een belangrijke rol in het grondgebruik in de hele EU. Samen vormen grasland en akkerland 39% van de Europese bodembedekking (EEA, 2017a). De landbouwsector is een belangrijke gebruiker van natuurlijke hulpbronnen en staat in een ingewikkelde verhouding tot het milieu (OESO, 2017). De volgende gegevens weerspiegelen de prestaties en effecten van de landbouwsector in de EU:

  • In 2015 was ongeveer 94% van de ammoniakemissies in Europa afkomstig van de landbouw, voornamelijk van activiteiten zoals mestopslag, het verspreiden van mengmest en het gebruik van anorganische stikstofhoudende meststoffen.
  • De CO2-uitstoot afkomstig van voor de landbouw drooggelegde veengrond bedraagt 100,5 Mt CO2 per jaar, terwijl dit cijfer voor de bosbouw 67,6 Mt CO2 is. Met in totaal 173 Mt CO2-uitstoot afkomstig van drooggelegde grond is de EU de op een na grootste hotspot voor CO2-uitstoot afkomstig van veengrond (na Indonesië) (Berge et al., 2017).
  • Daarnaast oefent de landbouwsector door middel van irrigatie ook grote druk uit op hernieuwbare waterbronnen. In het seizoen verbruikt de sector ruim 50% van het water dat in Europa wordt gebruikt.
  • Landbouw is een van de belangrijkste bronnen van nitraten in het oppervlakte- en grondwater. In verschillende Europese regio's, vaak regio's met intensieve landbouw, zijn de nitraatconcentraties nog altijd te hoog.
  • Ongeveer 9% van de landbouwgrond maakt deel uit van Natura 2000-gebieden — een EU-wijd netwerk van natuurbeschermingsgebieden.
  • De landbouw draagt 25 miljoen ton olie-equivalent (12,3%) bij aan de productie van hernieuwbare energie (2015), wat neerkomt op een stijging met 15% van 2013 tot 2015 (DG AGRI, 2017).
  • De landbouw vormt een integraal onderdeel van het voedselsysteem en het aanbod van voedingsmiddelen dat in de EU wordt geproduceerd is divers.
  • De EU is in grote lijnen zelfvoorzienend voor de meeste primaire landbouwproducten. Ze is ook de grootste exporteur van agrovoedingsproducten, waaronder verwerkte levensmiddelen (EC, 2016a).

 

Twee van de belangrijkste uitdagingen waarmee de landbouw in Europa wordt geconfronteerd, zijn klimaatverandering (EEA, 2017c) en ruimtebeslag, d.w.z. de omzetting van grond in bijvoorbeeld nederzettingen en infrastructuur (EEA, 2017a). Klimaatverandering vereist de aanpassing van gewasvariëteiten en veroorzaakt extreme weersomstandigheden (voor meer informatie over aanpassing aan klimaatverandering, zie het werk van het EEA op dit gebied of het Climate-ADAPT-platform) en vereist dus een diepgaand risicobeheer. Het ruimtebeslag leidt in veel regio's tot een vermindering van de landbouwgrond.

Belangrijkste trends

Ondanks de ontwikkeling van de landbouwsector, die afhankelijk is van vele factoren en regionale verschillen in de sector, kunnen enkele belangrijke trends op Europees niveau worden waargenomen. Het aandeel van landbouwgrond in de totale grondoppervlakte krimpt en de sector wordt beïnvloed door het ruimtebeslag, d.w.z. de transformatie naar kunstmatig land. Los daarvan neemt het aantal bedrijven af en neemt de gemiddelde bedrijfsomvang toe.

Alle drie factoren — ruimtebeslag, intensivering en extensivering — leiden tot het verlies van landbouwgrond met een hoge natuurwaarde en een afname van de populaties van akkervogels.

De laatste jaren wordt de landbouwsector steeds meer getroffen door extreme weersomstandigheden. Hagel, hevige regenval, overstromingen en droogte, veroorzaakt door de klimaatverandering, hebben geleid tot lagere opbrengsten (EEA, 2017c).

Beleidscontext

De ontwikkeling van de landbouwsector wordt sterk beïnvloed door het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van de EU (zie Köster, 2010). Sinds de invoering ervan in het midden van de 20e eeuw heeft het landbouwbeleid van de EU een sterke economische dimensie gehad. De afgelopen 50 jaar is er echter een verschuiving opgetreden in het soort subsidies en een verschuiving van een hoofdzakelijk sectorgericht beleid naar een meer geïntegreerd plattelandsontwikkelingsbeleid met structurele en agromilieumaatregelen. Momenteel kent het GLB twee belangrijke pijlers: Pijler 1, waaronder rechtstreekse betalingen aan landbouwers en marktinterventies vallen, en pijler 2, waaronder programma's voor plattelandsontwikkeling worden ondersteund.

Voor de periode 2010-2014 bedroeg het gemiddelde aandeel van de EU-subsidies in het landbouwfactor inkomen[1] meer dan 35% en dat van de rechtstreekse betalingen aan landbouwers 28%. Deze cijfers varieerden van meer dan 90% (totale subsidies) en ongeveer 45% (rechtstreekse betalingen) in Slowakije tot ongeveer 15% en 12% in Nederland (EPRS, 2017). Het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie voor het GLB na 2020 is in juni 2018 gepubliceerd. Het streeft naar een grotere prestatiegerichtheid ten aanzien van de bijdrage aan milieu- en klimaatdoelstellingen en -ambities.

De landbouwproductie wordt ook ingekaderd door ander EU- en internationaal beleid, waarvan sommige, zoals de nitraatrichtlijn en de kaderrichtlijn water, al in de architectuur van het GLB zijn terug te vinden. Bovendien heeft het energie- en klimaatbeleid bijvoorbeeld ook de toename van de productie van energiegewassen in de afgelopen tien jaar gestimuleerd (OESO/FAO, 2017).

Bovendien speelt de sector een belangrijke rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie inzake biodiversiteit van de EU en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling  van de VN.

Activiteiten van het EEA

Het EEA werkt samen met andere EU-organisaties, bijvoorbeeld bij de opstelling van de gemeenschappelijk reeks landbouw/milieu-indicatoren (AEI's). EEA-gegevens worden gebruikt in het kader van de monitoring en evaluatie van het GLB, bijvoorbeeld als input voor de samenstelling van bepaalde zogenaamde contextindicatoren. Met zijn aandeel in de landmonitoringdienst van Copernicus verkent het EEA de mogelijkheden om Copernicus-gegevens in toenemende mate te gebruiken voor agromilieubeoordelingen. Het EEA probeert ook tegemoet te komen aan de behoeften van de landbouwsector aan aardobservatiegegevens en -producten, bijvoorbeeld voor de toepassing van technologie voor precisielandbouw.

Naast de nauwe samenwerking met de andere EU-organisaties werkt het EEA samen met de nationale referentiecentra op het gebied van milieu en landbouw. Deze centra vormen een integraal onderdeel van het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (Eionet) van het EEA, waarin de 39 EEA-landen vertegenwoordigd zijn. Er zijn ook synergieën met het werk van andere internationale organisaties, zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO). Het EEA werkt ook samen met de onderzoeksgemeenschap en deskundigenpanels, bijvoorbeeld met projectteams die worden ondersteund in het kader van het Horizon2020-programma.

Recente publicaties

In het recente EEA-rapport ’Food in a green light’ wordt de voedselproductie en -consumptie besproken vanuit een voedselsysteemperspectief.

 



[1] Het landbouwfactor inkomen meet de beloning van alle productiefactoren (grond, kapitaal, arbeid), ongeacht of deze al dan niet het eigendom van het bedrijf zijn. Hij vertegenwoordigt de totale waarde die wordt gegenereerd door een landbouwbedrijf dat een productieactiviteit uitoefent en wordt gedefinieerd als de waarde van de productie minus variabele kosten, afschrijvingen en belastingen op de productie, plus subsidies op de productie. (Gebaseerd op DG AGRI, 2017)

Permalinks

Geographic coverage

Documentacties