volgende
vorige
items

Inleiding

Pagina Laatst gewijzigd 19-04-2016
3 min read

1. Inleiding


Het rapport Het milieu in Europa: de tweede balans, geeft een beeld van de toestand van het milieu in Europa en van de belangrijkste gebieden waarvoor maatregelen vereist zijn op nationaal of internationaal niveau. Het onderstaande is een samenvatting van dit rapport.

Het rapport is bedoeld als belangrijk achtergrondmateriaal voor de conferentie "Milieu voor Europa", die in juni 1998 in Aarhus wordt gehouden en waar voor de vierde keer de ministers van Milieu van alle Europese landen bijeenkomen. Het rapport bouwt voort op en is een actualisering van Het milieu in Europa: het Dobris rapport, het eerste paneuropese rapport over de toestand van het milieu, in 1995 gepubliceerd door het Europees Milieuagentschap (EMA). Deze uitgebreide studie, grotendeels gebaseerd op gegevens van omstreeks 1992 en daarvoor, had betrekking op 46 landen en bood een beschrijving van de toenmalige toestand van het milieu in Europa.

Het Dobris rapport werd gepresenteerd aan de derde conferentie van ministers van Milieu van alle Europese landen, die in oktober 1995 in Sofia plaatsvond. Het doel van deze conferenties is het formuleren van uitgangspunten en beleidsstrategieën voor verbetering van het milieu, het bevorderen van een grotere convergentie van milieubeleidsplannen in de paneuropese regio, en het realiseren van een duurzamer ontwikkelingspatroon in Europa. Tijdens de conferentie van Sofia verwelkomden de ministers het rapport als een belangrijk basisdocument voor de beoordeling van de toekomstige vorderingen in de uitvoering van het Milieuprogramma voor Europa (EPE). Zij vroegen het EMA om voor hun volgende bijeenkomst, die voor 1998 in Denemarken op het programma staat, tijdig een tweede rapport te produceren.

Met Het milieu in Europa: de tweede balans geeft het Agentschap nu gevolg aan dit verzoek.

Het rapport richt zich op de twaalf prominente milieuproblemen van het vorige rapport en laat zien hoe de milieusituatie zich heeft ontwikkeld sinds in 1991 met het "Milieu voor Europa"-proces werd begonnen (in de praktijk is vaak 1990 als referentiejaar gebruikt). Deze keuze voor de milieuproblemen die het zwaartepunt vormden van het vorige rapport, een keuze gebaseerd op het mandaat van de ministerconferentie in Sofia, betekent dat niet alle milieuproblemen van Europa in dit rapport aan bod komen. Voor toekomstige rapporten van het Europees Milieuagentschap wordt gestreefd naar een steeds grotere volledigheid. Deze studies worden aangevuld met afzonderlijke evaluaties van specifieke problemen, waarbij het geografische onderzoeksterrein langzaam aan wordt uitgebreid.

Behalve het verstrekken van informatie over de toestand van het milieu en over trends met betrekking tot twaalf milieuproblemen, geeft dit rapport een overzicht van de belangrijkste sociaal-economische drijvende krachten die druk op het Europese milieu uitoefenen. Het rapport schetst een beeld van de veranderende milieusituatie en geeft aan op welke belangrijke gebieden aanvullende maatregelen nodig zijn.

Bij het samenstellen van dit rapport is het EMA bijgestaan door milieudeskundigen uit tal van Europese landen. Helaas zijn de mechanismen voor het op Europees niveau verzamelen van geharmoniseerde milieugegevens nog steeds onvoldoende ontwikkeld, ondanks de prioriteit die hieraan in het EPE wordt gegeven. De middelen die voor dit rapport beschikbaar waren gesteld, waren op zichzelf onvoldoende om dit probleem op te lossen, met als gevolg dat de informatie erin niet voor alle landen even uitgebreid is. Dit betekent met name dat het rapport noodgedwongen meer gegevens bevat over de milieusituatie in West-Europa. Desalniettemin biedt dit rapport het meest volledige en betrouwbare overzicht terzake en worden de aanbevelingen die het bevat, ondersteund door een grote hoeveelheid achtergrondmateriaal uit heel Europa.

Hoofdstuk 2 van dit overzicht behandelt de vorderingen die bij de aanpak van de belangrijkste Europese milieuproblemen zijn geboekt en eindigt met een analyse van de bijdrage van de belangrijkste maatschappelijke sectoren aan de problemen en de oplossing daarvan. Hoofdstuk 3 geeft korte beschrijvingen van de twaalf milieuonderwerpen die in het rapport worden besproken.

Kader 1: Landengroepen die in dit verslag worden gebruikt:

West-Europa (EU+EVA+Zwitserland)
Oostenrijk, België, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden, Verenigd Koninkrijk, + IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland

LMOE: Midden- en Oost-Europa (alle Midden-Europese landen, de Baltische staten, Turkije, Cyprus en Malta)
Albanië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Tsjechië, Kroatië, Estland, de Federatieve Republiek Joegoslavië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM), Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië, en Turkije , Cyprus en Malta

NOS: de Nieuwe Onafhankelijke Staten (exclusief de Baltische staten)
Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië, Russische Federatie, Oekraïne

In deze tekst wordt in sommige gevallen gemakshalve de term ‘Oost-Europa’ gebruikt als aanduiding voor Midden- en Oost-Europa en de Nieuwe Onafhankelijke Staten.

top
Inhoud Algemene conclusies

Permalinks

Documentacties