volgende
vorige
items

Press Release

Signals 2002

Taal wijzigen:
Press Release Gepubliceerd 23-05-2002 Laatst gewijzigd 28-06-2016

PERSBERICHT


Kopenhagen/Brussel, 23 mei 2002


Streven naar minder belasting van het milieu in Europa niet overal even succesvol


Inspanningen om de belasting van het Europese milieu te verlichten zijn niet overal even succesvol. De druk op enkele natuurlijke hulpbronnen neemt zelfs toe en treft in het bijzonder de hoeveelheid vis en land, zo blijkt uit het laatste jaarlijkse rapport van het Europees Milieu Agentschap.

Milieusignalen 2002, dat vandaag tijdens een reeks evenementen in Brussel wordt uitgebracht, wijst op positieve tendensen in de hele Europese Unie voor wat betreft de uitstoot van broeikasgassen en de productie van afval. Ook is de vervuiling van water en lucht aantoonbaar afgenomen.

De uitstoot van broeikasgassen is 3,5% minder dan in 1990, ook al is zij in het jaar 2000 iets toegenomen; de emissie van diverse luchtverontreinigende stoffen is substantieel verlaagd; de jaarlijkse afvalberg groeit weliswaar nog, maar de hoeveelheid afval lijkt minder snel toe te nemen dan groei van de economie; en de installatie van vele nieuwe waterzuiveringsinstallaties doet de lozingen in rivieren en andere wateren verminderen.

Het rapport waarschuwt echter dat deze verbeteringen in veel gevallen te danken zijn aan sterke reducties in slechts een paar landen of economische sectoren. Veel landen en enkele sectoren hebben niet tot de positieve trends bijgedragen. Daardoor is de vooruitgang niet overal gelijk.

Omdat het wel enige tijd duurt voordat een kwaliteitsverbetering van het milieu als gevolg van de genoemde reducties zichtbaar wordt en omdat de achtergrond concentraties van vervuilende stoffen die in het verleden zijn uitgestoten of van elders komen nog steeds hoog zijn, baart het effect van de milieubelasting nog altijd grote zorgen.

Grote delen van natuurgebieden en landbouwgronden dreigen verder te verzuren. Weinig wijst erop dat het probleem van eutrofiëring van de kustwateren minder ernstig wordt. En een groot deel van de stedelijke bevolking in Europa wordt blootgesteld aan hoge schadelijke ozonconcentraties op leefniveau en aan fijn stof.

De druk op sommige natuurlijke hulpbronnen blijft toenemen. Dit geldt vooral in de visserij. Ondanks een algemene afname van de vlootcapaciteit, dreigt voortdurende overbevissing de ondergang te betekenen voor veel van de commercieel belangrijke Europese visstanden.

Ook de bodem wordt nog altijd zwaar belast door bijvoorbeeld verstedelijking en uitbreiding van de vervoersinfrastructuur.

In de afgelopen 20 jaar is het bebouwde gebied in grote West- en Oost-Europese landen zo'n 20% in omvang toegenomen, veel sneller dan de toename van de bevolking (6% in de EU). Dit heeft in het grootste deel van Europa geleid tot een verlies of verstoring van natuurgebieden en een sterke versnippering van de natuurlijke omgeving van dieren en planten.

Domingo Jiménez-Beltrán, directeur van het Europees Milieu Agentschap:

"Er is nog een lange weg te gaan voordat aan het milieu het juiste gewicht wordt toegekend in het besluitvormingsproces, naast economische en sociale overwegingen.”

"Milieu-informatie als dit jaarlijkse rapport over de toestand van het milieu is daarom van wezenlijk belang voor een herziening, heroriëntatie en verbetering van het beleid en van andere initiatieven. Zo kan worden gewaarborgd dat deze alle bijdragen tot het bereiken van het uiteindelijke doel, namelijk een duurzamer Europees milieu.”

Hij vervolgt:

"Jaarlijkse milieurapporten laten over het algemeen geen dramatische veranderingen in de toestand van het milieu zien. Hun waarde schuilt in het vaststellen van onderliggende trends en verwachte veranderingen en in het afgeven van vroegtijdige waarschuwingen voor mogelijke problemen.”

Het verslag van dit jaar laat een gemengd beeld zien van de verschillende thema's, zonder dat er sprake is van grote veranderingen in het milieu sinds de publicatie van de eerste Milieusignalen twee jaar geleden.”

"Toch zien wij nu in zekere mate de voorwaarden voor toekomstige veranderingen op Europees politiek niveau naar voren komen. Dit is te danken aan de goedkeuring van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling, het zesde Milieuactieprogramma en het voortdurende streven om milieuproblemen in sectoraal beleid op te nemen, ook al zijn de resultaten af en toe teleurstellend.

De heer Jiménez-Beltrán trekt drie hoofdconclusies uit Milieusignalen 2002:

  • De mogelijkheden voor "dematerialisatie” -- een verbetering van de kwaliteit van het bestaan met een verminderd verbruik van energie en materialen, voorzien bij de overgang naar een meer dienstengerichte economie - zijn nog niet volledig benut.
    • Enkele vormen van milieubelasting blijven nauw verbonden met economische ontwikkeling. Voorbeelden zijn de uitstoot van broeikasgassen in de sectoren transport en toerisme; degradatie van grond en bodem; het verbruik van energie en natuurlijke hulpbronnen door particuliere huishoudens en de achteruitgang van visstanden door de visserij. Andere vormen van belasting, zoals mijnbouw- en industrieel afval, nemen minder snel in omvang toe dan de economische groei, maar stijgen nog altijd in absolute zin.
  • Gemiddeld is het energieverbruik in de EU efficiënter geworden, maar in absolute termen daalt de energieconsumptie nog altijd niet. Sommige landen hebben aangetoond dat streefdoelen zoals een verhoging van het aandeel duurzame energie in het totale energieaanbod haalbaar zijn; andere hebben echter moeten constateren dat hun situatie wat energiebesparing betreft verslechterd is. Tegenover de succesvolle expansie van duurzame energie staat echter een algemene toename van het energieverbruik, vooral van elektriciteit.
  • Het aandeel van particuliere huishoudens in de milieubelasting wordt vaak over het hoofd gezien. Zolang de consumptie parallel aan het beschikbare inkomen blijft stijgen, wordt de noodzaak consumenten te helpen weloverwogen keuzes te maken groter. Eco-keurmerken en voorlichting, zoals campagnes ter bevordering van energiebesparing, nemen toe maar blijven marginaal.

De volledige tekst van Milieusignalen 2002 en een samenvatting ervan zijn te vinden op de website van het Europees Milieu Agentschap: http://reports.eea.europa.eu/environmental_assessment_report_2002_9/.

Voor de redactie

  • Verzuring is de neerslag van verzurende stoffen hetgeen leidt tot schade aan zoetwatersystemen, bossen, bodem en natuurlijke ecosystemen. De verzurende stoffen komen grotendeels van de uitstoot van drie aan menselijk handelen toe te schrijven gassen: zwaveldioxide (electriciteitscentrales, industrie), stikstofoxides (verkeer, electriciteitscentrales en industrie) en ammoniak (landbouw).
  • Eutrofiëring is de overmatige verrijking van wateren met voedingsstoffen. Deze geven een verstoring van het natuurlijk biologisch evenwicht, wat kan leiden tot een afname van het zuurstofgehalte in het water. Als gevolg hiervan wordt hierin het leven van planten en dieren steeds moeilijker.
  • De EU heeft indicatieve streefcijfers genoemd voor het verhogen van het aandeel van duurzame energiebronnen in de totale energieconsumptie tot 12% en het aandeel ervan in het stroomverbruik tot 22,1%. Beide percentages moeten in 2010 zijn bereikt.

Over het Europees Milieu Agentschap

Het Europees Milieu Agentschap is de belangrijkste informatiebron van de Europese Unie en van haar lidstaten voor de ontwikkeling van milieubeleid. Het Agentschap heeft tot doel duurzame ontwikkeling te ondersteunen en bij te dragen tot een significante en meetbare verbetering van het milieu in Europa door het verstrekken van tijdige, doelgerichte, relevante en betrouwbare informatie aan beleidsmakers en het grote publiek. Het Europees Milieu Agentschap is in 1990 door de Europese Unie opgericht en sinds 1994 in Kopenhagen operationeel. Het vormt de kern van het Europees Milieuobservatie- en --informatienetwerk (EIONET), een netwerk van zo'n 600 milieu-instanties en --organisaties in heel Europa via welke het milieugegevens en --informatie verzamelt en verspreidt.

Het Agentschap staat open voor alle landen die zich in zijn doelstellingen kunnen vinden. Momenteel zijn 29 staten lid: de 15 lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein (leden van de Europese Economische Ruimte) en 11 van de 13 landen in Midden- en Oost-Europa en het Middellandse-Zeegebied die het lidmaatschap van de Europese Unie hebben aangevraagd: Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Roemenië, Slovenië, de Slowaakse en de Tsjechische Republiek. Het Europees Milieu Agentschap is het eerste EU-orgaan dat de kandidaat-lidstaten heeft opgenomen. Verwacht wordt dat de twee overige kandidaat-lidstaten, Polen en Turkije, hun lidmaatschapsovereenkomsten in de komende maanden zullen ratificeren. Dit brengt het aantal leden van het Agentschap op 31 landen. Momenteel wordt ook met Zwitserland over het lidmaatschap onderhandeld.



Permalinks

Documentacties