volgende
vorige
items

De snel groeiende mondiale vraag bedreigt de natuurlijke systemen waar we afhankelijk van zijn

Dat is een van de belangrijkste boodschappen van Het milieu in Europa — Toestand en verkenning 2010 (ook bekend als SOER 2010), de meest omvangrijke evaluatie van het Europees Milieuagentschap (EMA).

Al met al bevestigt de TOESTAND EN VERKENNING 2010 dat het milieubeleid en maatregelen op aanverwante gebieden in de Europese Unie (EU) en haar buurlanden tot aanzienlijke verbeteringen in het milieu hebben geleid. Toch blijven er nog grote uitdagingen over. We komen steeds meer tot het besef dat het natuurlijk kapitaal van onze ecosystemen van essentieel belang is voor onze gezondheid, ons welzijn en onze welvaart. Dat kapitaal levert diensten die onze economieën draaiende houden en de voorwaarden voor het leven op zich scheppen — het zuivert water, bestuift gewassen, breekt afval af en reguleert het klimaat, om er maar een paar te noemen.

De TOESTAND EN VERKENNING 2010 toont aan dat de voortdurende vraag naar natuurlijke hulpmiddelen om mensen te voeden, kleden, huisvesten en vervoeren door de mondiale druk almaar stijgt. Ons natuurlijk kapitaal moet ook aan nieuwere vragen voldoen, bijvoorbeeld naar plantaardige chemicaliën of biomassa ter vervanging van fossiele brandstoffen. Alles bij elkaar betekent deze toenemende vraag naar natuurlijk kapitaal een grotere bedreiging voor de economie en sociale samenhang van Europa.

De TOESTAND EN VERKENNING 2010 illustreert ons toegenomen inzicht in de verbanden tussen klimaatverandering, biodiversiteit, het gebruik van hulpmiddelen en de volksgezondheid, en in de manier waarop die samen een groeiende belasting op land, rivieren en zeeën betekenen. Deze complexe onderlinge verbanden, binnen Europa en de wereld als geheel, vergroten de onzekerheden en risico’s voor het milieu.

De uitdagingen zijn enorm, maar Europa heeft mogelijkheden om haar natuurlijk kapitaal te behouden. Europa moet haar hulpbronnen dringend efficiënter gaan gebruiken en de grondbeginselen ter bescherming van het milieu uit het Verdrag van Lissabon beter gaan implementeren. Er moet meer worden gedaan om de waarde van het milieu in geld uit te drukken en die waarde in de marktprijzen te weerspiegelen, bijvoorbeeld door de heffing van milieubelasting. We moeten ons begrip van de toestand van en de vooruitzichten voor het milieu vergroten. Verder moeten we verschillende groepen betrekken bij het opbouwen van een kennisbestand en bij de milieubeleidsprocessen in het algemeen. Dit alles maakt deel uit van een meer fundamentele overgang naar een waarlijk groene en niet alleen koolstofarme economie in Europa.

We moeten op elk terrein meer inspanningen plegen

Onderzoek van alle strategisch prioritaire milieuactieterreinen van de EU wijst in het algemeen steeds hetzelfde uit. We boeken vooruitgang, maar brengen het welzijn van huidige en toekomstige generaties in gevaar als we niet meer doen.

Op het terrein van de klimaatverandering hebben we de uitstoot van broeikasgassen verminderd en gaan we aan onze internationale verplichtingen overeenkomstig het Protocol van Kyoto voldoen. Bij uitvoering van de bestaande wetgeving zal de EU haar doelstelling, 20% reductie van de emissies in 2020, gaan halen. We breiden daarnaast ons gebruik van hernieuwbare energie uit en liggen op schema wat betreft de verwezenlijking van onze doelstelling om in 2020 20% van ons totale energie-eindverbruik uit hernieuwbare bronnen te halen.

Wellicht van fundamenteler belang is echter dat de internationale inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen ernstig te kort schieten om de gemiddelde wereldwijde temperatuurstijging beneden de 2 °C te houden. Dat is cruciaal, want boven die twee graden nemen de onzekerheid en risico’s voor de natuur, de omvang van de milieuverandering en ons vermogen om ons daaraan aan te passen gigantisch toe.

Op het terrein van natuur en biodiversiteit heeft Europa haar Natura 2000-netwerk van beschermde gebieden uitgebreid tot circa 18% van het EU-grondgebied. We boeken vooruitgang in de beperking van het biodiversiteitsverlies; gewone vogelsoorten vertonen bijvoorbeeld niet langer een achteruitgang. De kwaliteit van zoet water is in het algemeen verbeterd en wetgeving inzake de emissies in lucht en water heeft de druk op de biodiversiteit verlaagd.

Maar de EU gaat haar doelstelling voor 2010 met betrekking tot de beperking van het biodiversiteitsverlies niet halen. Het zeemilieu is zwaar verontreinigd en overbevist. De druk vanuit de visserij is zo groot dat momenteel 30% van de Europese visbestanden (waarover gegevens bestaan) boven zijn biologisch veilige grenzen wordt bevist en dat sinds 1985 de totale visvangst is afgenomen. De ecosystemen op land en in zoet water staan in veel landen nog altijd onder druk, ondanks de afnemende milieuverontreiniging. De bossen, die van cruciaal belang zijn voor de biodiversiteit en ecosysteemdiensten, worden zwaar geëxploiteerd. En de intensivering van de landbouw heeft grote gevolgen voor de biodiversiteit gehad.

Op het terrein van natuurlijke hulpbronnen en afval is het accent in het Europese afvalbeheer geleidelijk verschoven van storten naar hergebruik en preventie. Niettemin werd de helft van de in 2006 door de EU-27 in totaal geproduceerde 3 miljard ton afval nog gestort.

Het gebruik van hulpbronnen stijgt, maar langzamer dan de economische productie. Deze gedeeltelijke ontkoppeling is bemoedigend, maar Europa gebruikt nog altijd steeds meer hulpbronnen. Zo steeg het gebruik tussen 2000 en 2007 in de EU-12 met 34%. Bovendien consumeren we meer dan we produceren, waarbij ruim 20% van de in Europa gebruikte hulpbronnen momenteel wordt geïmporteerd (hoofdzakelijk brandstoffen en mijnbouwproducten). Het gevolg is een significant effect van de Europese consumptie op het milieu van de exporterende landen en regio’s. Tegelijkertijd is het waterverbruik in Europa als geheel stabiel of dalend, maar in sommige landen en stroomgebieden is sprake van overexpolitatie. .

Op het terrein van milieu, volksgezondheid en levenskwaliteit is de water- en luchtverontreiniging afgenomen. De vermindering van het gehalte aan zwaveldioxide (SO2) en koolmonoxide (CO) in de lucht is een opvallend succes, en er is sprake van een opmerkelijke reductie in stikstofoxiden (NOX). Ook de loodconcentraties zijn na de introductie van de ongelode benzine aanzienlijk afgenomen.

Maar de lucht- en waterkwaliteit blijft onder de maat en dat heeft tal van gevolgen voor de volksgezondheid. Te veel stedelingen staan bloot aan te hoge verontreinigingsniveaus. De blootstelling aan fijnstof en ozon (O3) vormt nog altijd een groot probleem voor de volksgezondheid en is gekoppeld aan een lagere levensverwachting, acute en chronische ademhalingsklachten en hart- en vaatziekten, een verstoorde longontwikkeling bij kinderen en een lager geboortegewicht. De brede blootstelling aan uiteenlopende verontreinigende stoffen en de bezorgdheid omtrent lange–termijn effecten op de volksgezondheid vragen om meer grootschalige programma’s ter voorkoming van vervuiling.

De Europese milieuproblemen zijn complex en staan niet los van elkaar

De wereld waarin we leven wordt bepaald door een veelheid van onderling verbonden systemen — milieutechnisch, sociaal, economisch enzovoort. Deze onderlinge verbondenheid betekent dat schade aan één element onverwacht elders gevolgen kan hebben, waardoor een heel systeem wordt verstoord of zelfs in elkaar stort. Zo stijgt bijvoorbeeld met de temperatuur ook het risico dat er drempelwaarden worden overschreden, waardoor grootschalige veranderingen in gang kunnen worden gezet, zoals het versneld smelten van de ijskap in Groenland gevolgd door een stijging van de zeespiegel. Ook de recente mondiale financiële crisis en de chaos in de luchtvaart door een IJslandse vulkaan tonen aan hoe een plotselinge verstoring op één punt een heel systeem kan aantasten.

De Europese beleidsmakers hebben niet alleen te maken met complexe systemische interactie in hun eigen werelddeel. Ook op mondiaal niveau ontstaan krachten die veranderingen teweegbrengen en het Europese milieu naar verwachting in de toekomst zullen beïnvloeden — en een groot aantal daarvan heeft Europa niet in de hand. Zo wordt voorspeld dat de wereldbevolking het aantal van negen miljard in 2050 overstijgt en dat steeds meer mensen de armoede achter zich zullen laten en meer zullen willen consumeren.

Dergelijke trends hebben gigantische consequenties voor de mondiale vraag naar hulpbronnen. Steden breiden uit. De consumptie neemt steeds sneller toe. De wereld gaat uit van een continue economische groei. Nieuw opkomende economieën zullen economisch meer gewicht in de schaal gaan leggen. Actoren buiten de overheden om kunnen mondiale politieke processen sterker gaan beïnvloeden. En technologische veranderingen volgen elkaar naar verwachting steeds sneller op. De ‘race in het onbekende’ biedt mogelijkheden, maar brengt ook nieuwe risico’s mee.

Niet handelen heeft ernstige gevolgen, maar het is mogelijk natuurlijk kapitaal en ecosysteemdiensten te behouden

De voorraad natuurlijke hulpbronnen op aarde neemt al af. De stijgende vraag en het dalende aanbod kunnen de mondiale concurrentiestrijd om die bronnen de komende jaren verhevigen. Dat zal de druk op de ecosystemen wereldwijd verder verhogen en hun vermogen om een blijvende stroom voedsel, energie en water te leveren op de proef stellen.

De TOESTAND EN VERKENNING 2010 waarschuwt niet voor een aanstaande instorting van het milieu, maar meldt wel dat er bepaalde drempels worden overschreden. Negatieve trends in het milieu kunnen uiteindelijk enorme, onomkeerbare schade toebrengen aan sommige ecosystemen en diensten die we nu nog vanzelfsprekend vinden.

Dit is het moment om een groot aantal duidelijke, vroege waarschuwingssignalen om te zetten in daden. Het Europese milieubeleid heeft in tal van landen veel economische en sociale voordelen opgeleverd: zo is de volksgezondheid verbeterd en houdt naar schatting een kwart van alle Europese banen verband met het milieu. Volledige uitvoering van het milieubeleid in Europa blijft daarom van het allergrootste belang, want er moeten nog veel doelstellingen worden gehaald.

De TOESTAND EN VERKENNING 2010 laat de vele verbanden tussen de uiteenlopende milieu- en andere problemen zien en moedigt ons daarmee aan tot een betere integratie van de verschillende beleidsterreinen met het doel zoveel mogelijk profijt uit onze investeringen te halen. Zo draagt bijvoorbeeld de ene maatregel tegen luchtverontreiniging bij aan verkleining van de klimaatverandering, terwijl de andere die juist vergroot. Het accent moet duidelijk liggen op het maximaliseren van win-winsituaties en het vermijden van beleid met negatieve bijwerkingen.

We moeten ook een beter evenwicht vinden tussen de noodzaak het natuurlijk kapitaal te behouden en het gebruik daarvan als brandstof voor de economie. Een efficiënter gebruik van hulpbronnen vormt in dit verband een belangrijke ‘integrerende reactie’. We beseffen dat ons huidige consumptieniveau onhoudbaar is en moeten in feite met minder meer doen. Het is bemoedigend dat de belangen van het milieu en de commercie op dit vlak potentieel op één lijn liggen: ondernemingen floreren of wankelen op grond van hun vermogen om het maximale uit hun input te halen, net zoals de natuur en ons welzijn afhangen van ons vermogen om met een kleinere stroom hulpbronnen meer te doen.

Permalinks

Documentacties