volgende
vorige
items
Note: new versions of the publication are available!

Het milieu in Europa: de tweede balans

8. Biodiversiteit

Pagina Laatst gewijzigd 19-04-2016
4 min read

8. Biodiversiteit


Voornaamste

bevindingen


De Europese flora en fauna wordt nog steeds ernstig bedreigd; steeds meer soorten nemen in omvang af. In veel landen wordt meer dan de helft van de bekende gewervelde dieren bedreigd.


Meer dan een derde van de vogelsoorten in Europa heeft te kampen met een dalende populatie, waarbij de situatie het ernstigst is in Noordwest- en Midden-Europa. De belangrijkste oorzaak is de aantasting van habitats door veranderingen in grondgebruik, meer in het bijzonder door intensivering van land- en bosbouw, toenemende infrastructuurontwikkeling, grondwateronttrekking en vervuiling.


De populaties van een aantal diersoorten die met menselijke activiteiten worden geassocieerd nemen echter toe en sommige plantensoorten die bestand zijn tegen hoge nutriëntenniveaus of verzuring breiden zich uit. Ook het aantal broedvogels in gebieden met biologische landbouw vertoont enig herstel. De introductie van uitheemse soorten veroorzaakt problemen in habitats in zee, in binnenwateren en op het land.


De meeste water- en moerasgebieden verdwijnen in Zuid-Europa, maar ook in veel landbouw- en verstedelijkte gebieden in Noordwest- en Midden-Europa is het een belangrijk probleem. De belangrijkste oorzaken zijn landaanwinning, vervuiling, drainage, recreatie en verstedelijking. Met enkele grote en tal van kleinere herstelprojecten in rivieren, meren en moerassen wordt dit verlies in zekere mate gecompenseerd, zij het meestal op kleine schaal.


Het oppervlak aan zandduinen is deze eeuw met 40% afgenomen, voornamelijk langs de westkust van Europa. Een derde van dit verlies heeft sinds het midden van de jaren zeventig plaatsgevonden. De belangrijkste oorzaken zijn verstedelijking, recreatie en de aanleg van bossen.


Het totale bosareaal neemt evenals de totale houtproductie toe. Het vervangen van “extensief” bosbeheer, vroeger de meest gangbare methode, door meer intensief en uniform beheer, gaat onverminderd door. Het gebruik van uitheemse soorten neemt nog steeds toe. Het ernstige verlies van oer- en natuurbos is doorgegaan. Het grootste deel van de bossen dat zich nog in een natuurlijke en vrijwel ongeschonden staat bevindt, ligt nu in de LMOE en de NOS, alhoewel ook elders nog kleinere gebieden met oerbos te vinden zijn. Ofschoon het bosareaal dat ten prooi viel aan brand is afgenomen, vormen bosbranden rond de Middellandse Zee nog steeds een probleem. Het concept ‘duurzame bosbouw’ vindt geleidelijk ingang in de exploitatie en het beheer van bossen, maar algemene effecten hiervan op de biodiversiteit zijn nog niet waargenomen.


Aangezien de landbouw intensiever is geworden en het bebossen van onrendabele bodem is doorgegaan, is het areaal en de kwaliteit van halfnatuurlijke landbouwhabitats zoals graslanden snel achteruitgegaan. Deze habitats waren vroeger wijdverbreid in Europa en afhankelijk van een extensief beheer met een geringe toevoer van nutriënten. Tegenwoordig worden zij bedreigd door een overmatige toevoer van nutriënten en verzuring. Met het verdwijnen van hun vaak zeer rijke planten- en dierenleven is de natuurlijke biodiversiteit van het open landschap ernstig verminderd.


In alle landen is een groot scala van nationale en internationale initiatieven en wetsinstrumenten voor de bescherming van soorten en habitats ingevoerd. Al deze initiatieven, wetten en verdragen hebben met succes bescherming geboden aan aanzienlijke hoeveelheden land en zee en de verdwijning van een aantal soorten en habitats verhinderd. Maar de uitvoering ervan is vaak moeilijk en traag geweest en zij hebben de algemene achteruitgang niet kunnen stoppen. De belangrijkste initiatieven op dit moment zijn de invoering van het Natura-2000-netwerk van aangewezen locaties in de EU en het aanstaande EMERALD-netwerk in het kader van de Overeenkomst van Bern in de rest van Europa.


De instandhouding van de biodiversiteit wordt vaak minder belangrijk geacht dan de economische of sociale korte-termijn-belangen van de sectoren die de grootste druk op de biodiversiteit uitoefenen. Een belangrijke hinderpaal voor het realiseren van doelstellingen voor het behoud van de biodiversiteit is nog steeds de noodzaak om overwegingen met betrekking tot biodiversiteit in andere beleidsdomeinen te integreren.

Strategische milieu-effectrapporten ten behoeve van beleidsplannen en programma’s kunnen samen met instrumenten voor natuurbehoud belangrijke hulpmiddelen zijn voor de bevordering van een dergelijke integratie.

8.1. Inleiding

Biodiversiteit, gedefinieerd in kader 8.1, is een veelgebruikte term geworden sinds het wereldwijde Verdrag inzake biologische diversiteit tijdens de milieutop in 1992 te Rio de Janeiro werd ondertekend. Sindsdien zijn de instandhouding en het duurzame gebruik van componenten van de biodiversiteit (van ecosystemen en habitats tot soorten en genetische rijkdommen) belangrijke kwesties geworden in veel landen, waarbij men zich in toenemende mate bewust wordt van het feit dat "biodiversiteit de basis is voor het menselijk bestaan" (Verdrag inzake biologische diversiteit, 1997. UNEP, 1995; zie kader 8.1). De grondslagen van het Verdrag zijn terug te vinden in veel beleidsdocumenten, maar de uitvoering van beleidsplannen die gebaseerd zijn op deze grondslagen is over het algemeen langzaam.

Ondanks de verschillen in de interpretaties van het concept biodiversiteit en de prioriteiten met betrekking tot maatregelen, is er sprake van toenemende kennis op het gebied van onderlinge afhankelijkheden en verantwoordelijkheden en de behoefte aan duurzaam gebruik van natuurlijke rijkdommen, met inbegrip van biologische en genetische rijkdommen. In dit verband worden landbouw, bosbouw, visserij, gebruik van hulpbronnen en grond en instandhouding van de natuur door de verplichtingen die zijn opgenomen in het Verdrag inzake biologische diversiteit op nieuwe wijzen samengebracht.

In dit hoofdstuk gaat het met name over in het wild levende dieren en natuurlijke en halfnatuurlijke habitats en ecosystemen, waarbij voornamelijk voorbeelden van op het land levende dieren worden gebruikt.

De biodiversiteit in zee-, kust- en zoet water wordt niet behandeld omdat gegevens schaars zijn en meestal betrekking hebben op waterkwaliteit of de visserij.

De veranderingen in het voorkomen en de distributie van soorten en habitats die in dit hoofdstuk worden beschreven weerspiegelen de gevolgen van de meeste milieuproblemen die in andere hoofdstukken worden beschreven.

8. Biodiversiteit (.pdf)

Permalinks

Documentacties