volgende
vorige
items

Article

Vraaggesprek - Betaalt de vervuiler?

Taal wijzigen:
Article Gepubliceerd 09-02-2021 Laatst gewijzigd 29-08-2023
5 min read
Photo: © Perry Wunderlich, REDISCOVER Nature/EEA
In de milieuwetgeving in de EU staat een eenvoudig maar krachtig idee centraal: het beginsel dat de vervuiler betaalt. Dit beginsel wordt toegepast in de vorm van belastingen, boetes en andere maatregelen, zoals quota voor de uitstoot van verontreinigende stoffen en de milieuaansprakelijkheidsrichtlijn. We spraken met professor Geert Van Calster over dit beginsel en de voordelen en tekortkomingen ervan.

Waar gaat het beginsel dat de vervuiler betaalt over?

Het beginsel dat de vervuiler betaalt is een eenvoudig beginsel dat gebaseerd is op gezond verstand: de vervuiler — en dit kunnen de actoren zijn of de activiteit die de vervuiling veroorzaakt — moet betalen om de schade ongedaan te maken. Dit kan inhouden dat het verontreinigde gebied wordt schoongemaakt of dat de gezondheidskosten van de getroffen mensen worden gedekt.

Historisch gezien was het een zeer krachtig concept om de negatieve gevolgen van vervuiling te beperken. Het bood een morele en juridische verplichting om actie te ondernemen. In dringende gevallen heeft het bijgedragen tot het formuleren van beleid en maatregelen die daadkrachtig optreden mogelijk maakten om bronnen van verontreiniging en de aansprakelijkheid ervoor vast te stellen, de verontreinigingsniveaus te verlagen en de getroffen personen enige compensatie te bieden. Zo moesten voor sommige economische activiteiten waarvan bekend is dat ze verontreinigende stoffen uitstoten, filters worden geïnstalleerd om de uitstoot van verontreinigende stoffen te verminderen of sectorbrede compensatiefondsen worden opgezet.

Maar zelfs in eenvoudige gevallen waarin de vervuiler kan worden geïdentificeerd, kan de uitvoering moeilijk zijn. De “dader” is mogelijk niet in staat te betalen en het moederbedrijf of de aandeelhouders kunnen niet altijd aansprakelijk worden gesteld voor de activiteiten van een dochteronderneming. Niet elk land beschikt over een algemeen wettelijk kader om deze zaken aan te pakken. Zelfs als dat wel het geval is, is een juridische procedure vaak erg lang en kostbaar.

Bovendien werd het beginsel na verloop van tijd toegepast op complexere gevallen van aanhoudende en wijdverbreide verontreiniging, zoals luchtverontreiniging afkomstig van diffuse bronnen, waarbij het nog moeilijker wordt om vast te stellen wie verantwoordelijk is en om uitvoering te geven aan het beginsel.

Hoe kunnen we bepalen wie aan wie moet betalen?

In gevallen van diffuse verontreiniging is het niet eenvoudig om de vervuiler te traceren en aan te wijzen en deze in contact te brengen met de getroffen mensen. Luchtverontreiniging kan worden veroorzaakt door verontreinigende stoffen afkomstig van verschillende bronnen en verschillende locaties, waarvan sommige zich buiten de nationale grenzen bevinden. We moeten ook stilstaan bij de positieve resultaten en voordelen van deze vervuilende activiteiten. Het gaat om producten en diensten, zoals voedsel, kleding, vervoer, waar we individueel en als samenleving de vruchten van plukken.

Zo kunnen vervuilende activiteiten buiten de EU gevolgen hebben voor lokale gemeenschappen, maar kan het moederbedrijf in de EU gevestigd zijn en kunnen Europese consumenten gebruik maken van de producten. In zulke gevallen is het moeilijk om alleen de exploitant ter verantwoording te roepen. De kosten komen vaak voor rekening van de samenleving als geheel.

Maar de kosten of de schade en de baten worden niet gelijk verdeeld. Gemeenschappen met een lager inkomen of meer kwetsbare groepen zoals eenoudergezinnen leven doorgaans dichter bij wegen en worden meer blootgesteld aan verontreinigende stoffen afkomstig van het wegvervoer.

Zijn er goede voorbeelden van doeltreffende maatregelen?

Er zijn twee verschillende soorten benaderingen. De eerste is bedoeld om de getroffenen te helpen en daar zijn diverse goede voorbeelden van in Europa. De geluiddempingspanelen of soortgelijke constructies langs autosnelwegen kunnen de geluidshinder en daarmee de schade voor de mensen die daar wonen, aanzienlijk verminderen.

De tweede soort is erop gericht vervuiling of schadelijke activiteiten te beperken of helemaal te voorkomen. Het kan hierbij gaan om het opleggen van belastingen, vervuilingsquota of bepaalde technologische oplossingen. Zo voert Europa bijvoorbeeld schonere brandstoffen in en verlaagt het geleidelijk de koolstofemissies


van nieuwe auto’s. Voor sommige sectoren geldt dat de emissierechten begrensd zijn en dat ze kunnen worden verhandeld. Sommige van deze maatregelen zijn erop gericht de prijs zodanig aan te passen dat het consumptiegedrag erdoor wordt beïnvloed. Ook belasten veel lidstaten tegenwoordig op basis van de onttrokken of gebruikte hoeveelheid water in plaats van het aantal kranen, wat de manier waarop we water gebruiken ingrijpend heeft veranderd.

Schiet de toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt tekort?

Helaas kan het huidige systeem worden gezien en gebruikt als een “vergunning om te vervuilen”: zolang je kunt betalen — dat wil zeggen als je het je kunt veroorloven, mag je vervuiling veroorzaken. Dit hangt nauw samen met de ongelijke verdeling van de baten en lasten van deze vervuilende activiteiten. De ongelijkheid speelt ook een centrale rol in de mondiale klimaatonderhandelingen, zowel in termen van historische emissies (de hoeveelheid die elk land tot dusver heeft uitgestoten) als van de huidige emissies per persoon. In een ideale wereld zou iedereen evenveel koolstofcredits krijgen.

De tweede belangrijke tekortkoming is dat de “betaling” vrijwel nooit alle “kosten” dekt. De verontreinigde grond op oude industrieterreinen kan worden schoongemaakt zodat er mensen zouden kunnen wonen. Dat is een zeer kostbare operatie, maar de schade die wordt toegebracht aan de waterlichamen of de mensen en dieren die van dat water afhankelijk zijn, wordt niet per definitie ongedaan gemaakt. De kosten worden vaak beperkt tot operationele kosten en weerspiegelen niet de reële waarde van de voordelen die de natuur ons oplevert.

Kunnen we een systeem ontwerpen dat de volledige waarde dekt?

We hebben een samenhangende en mondiale aanpak nodig om alle uitdagingen waarmee we geconfronteerd worden — aantasting van het milieu, klimaatverandering, gebruik van hulpbronnen en ongelijkheid — het hoofd te kunnen bieden op dezelfde manier als we dat doen met de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. De Europese Green Deal is bedoeld om een deel van deze denkwijze in Europees beleid te integreren.

Om de reële waarde te dekken, hebben we, zowel voor vennootschapsbelasting als voor personenbelasting, een veel ambitieuzer belastingstelsel nodig dat is ontworpen om duurzamer gedrag aan te moedigen. En de kosten moeten niet alleen downstream aan de consumptiezijde worden geïntegreerd, maar ook upstream aan de productiezijde. Aangezien consumptie- en productiesystemen wereldwijd met elkaar verbonden zijn, vereist integratie een aanpak die verder reikt dan de wet- en regelgeving van soevereine staten.

Om doeltreffend te zijn moet deze aanpak worden ondersteund door een governancesysteem met regelgevende instanties die een gelijk speelveld met welomschreven regels kunnen waarborgen en handhaven. Ter plaatse zullen, naast ambitieuze belastingen en gemeenschappelijke normen, maatregelen zoals antidumpingrechten en koolstofheffingen aan de grens en een gemeenschappelijke aanpak van milieuschadelijke subsidies noodzakelijk zijn. 

 

Professor Geert Van Calster

Hoofd van de afdeling Europees en internationaal recht van Leuven

Universiteit Leuven

 

Permalinks

Geographic coverage

Temporal coverage

Tags

gearchiveerd onder:
gearchiveerd onder: signals, signals2020
Documentacties