All official European Union website addresses are in the europa.eu domain.
See all EU institutions and bodiesDoe iets voor onze planeet, print deze pagina alleen als dat nodig is. Zelfs een kleine actie kan een enorm verschil maken als miljoenen mensen dat doen!
Article
De klimaatverandering doet zich op allerlei manieren gevoelen, onder meer door toenemende luchtvervuiling, de verzuring van de oceanen of overstroomde huizen en landbouwgronden. Sommige soorten schade, zoals economische verliezen als gevolg van door overstromingen beschadigde eigendommen, zijn eenvoudig te becijferen. Andere kosten zijn echter moeilijk te ramen. Kunnen we zeggen hoeveel potentiële gezondheidsproblemen of toekomstige dalingen van de gewasproductiviteit als gevolg van de klimaatverandering gaan kosten?
Ondanks dergelijke aan klimaatverandering verbonden moeilijkheden en onzekerheden schat de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) dat de economische verliezen bij een opwarming van de aarde met slechts 2 °C tussen de 0,2 en 2 % van het mondiale bruto binnenlands product (bbp) zullen belopen, ook al worden ingrijpende aanpassingsmaatregelen genomen. Indien de opwarming verder toeneemt, zullen ook de kosten verder stijgen.
Ook al kennen we het exacte bedrag niet, de kosten van de klimaatverandering zijn reëel en worden nu al op tal van manieren in rekening gebracht in de vorm van onder meer beschadigde eigendommen, medische uitgaven en lagere gewasopbrengsten.
Om een aantal van die toekomstige kosten voor de samenleving, de economie en het milieu te kunnen afwenden of tot een minimum te beperken, moeten we actie ondernemen. In dit verband rijzen de volgende vragen: hoeveel en op welke gebieden moet er worden geïnvesteerd?
Wereldwijd verbruiken we steeds meer hulpbronnen. We hebben meer voedsel, land en water nodig om de groeiende wereldbevolking te voeden en we hebben meer energie nodig om onze huizen te verwarmen en onze auto's aan te drijven. In deze groeiende consumptiebehoeften voorzien wij met behulp van niet-duurzame productiepatronen die de niet-hernieuwbare hulpbronnen uitputten. Hierdoor nemen ook de emissies van verontreinigende stoffen in de lucht, het water en de bodem toe.
De inspanningen ter bestrijding van de klimaatverandering moeten worden gezien in de bredere context van de overgang naar een „groene economie" — een duurzame levenswijze die ons in staat stelt een goed leven te leiden met een hulpbronnengebruik dat binnen de duurzame grenzen van onze planeet blijft. In het 7e Milieuactieprogramma van de Europese Unie worden „investeringen" genoemd als een van de centrale factoren die een dergelijke overgang mogelijk maken.
Investeringen zijn van beslissend belang voor de bestrijding van klimaatverandering, aangezien de investeringskeuzes van vandaag op lange termijn gevolgen hebben — zowel positieve als negatieve — voor de wijze waarop in de toekomst in fundamentele behoeften van de samenleving wordt voorzien. Met name investeringen in infrastructuur kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de bestrijding van klimaatverandering. Onze samenleving is aangewezen op infrastructuur om in fundamentele maatschappelijke behoeften als water, energie en mobiliteit te kunnen voorzien. Deze infrastructuur gaat veelal met hoge kosten gepaard en wordt decennialang gebruikt. Zij is daarom van cruciaal belang voor de manier waarop wij vorm geven aan onze levenswijze. Sommige investeringsbesluiten kunnen wellicht kansen bieden voor een transformatie van de manier waarop we in die behoeften voorzien, terwijl bij andere het risico bestaat dat we decennialang blijven vastzitten aan nietduurzame praktijken.
Volgens ramingen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geven we wereldwijd ongeveer 4,8 biljoen euro (5,3 biljoen dollar) uit aan energiesubsidies, voornamelijk voor fossiele brandstoffen. Onder „subsidies" verstaat het IMF in zijn recente rapport onder meer de onbetaalde kosten van de door fossiele brandstoffen veroorzaakte milieuschade. Volgens hetzelfde IMF-rapport bedragen de directe subsidies (dat wil zeggen steunmaatregelen van de overheid voor de productie of consumptie van olie, gas en kolen) wereldwijd ongeveer 460 miljard euro (500 miljard dollar). Dergelijke subsidies kunnen ongewenste effecten hebben indien bij besluiten over langetermijninvesteringen op het gebied van energie-infrastructuur de voorkeur wordt gegeven aan fossiele brandstoffen.
De verbranding van fossiele brandstoffen is een van de belangrijkste factoren die aan de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer bijdragen. Fossiele brandstoffen spelen echter ook een centrale rol in het mondiale energiesysteem en voorzien in energiebehoeften in huizen, kantoren, fabrieken en het autoverkeer.
Volledig overstappen van fossiele brandstoffen op duurzame hernieuwbare alternatieven is niet eenvoudig. Hiervoor zijn veranderingen vereist in het gehele energiesysteem, van productie en opslag tot distributie en eindverbruik. Elektriciteit die wordt opgewekt door zonnepanelen, moet bijvoorbeeld beschikbaar worden gemaakt voor gebruik op een later tijdstip op een andere locatie, en mogelijk zelfs in een ander land. Dit is alleen mogelijk wanneer er onderling goed verbonden netwerken beschikbaar zijn. Ook in andere systemen, zoals het vervoersysteem, zijn radicale wijzigingen nodig. Hiertoe behoort de vervanging van het huidige wagenpark door elektrische voertuigen en de aanleg van nieuwe vervoernetwerken die in de vraag naar mobiliteit kunnen voorzien door een alternatief te bieden voor het particuliere vervoer met personenauto's. Alles bij elkaar kan het investeringsvolume dat noodzakelijk is om deze veranderingen teweeg te brengen, enorm zijn.
Volgens ramingen van de Europese Commissie is voor het koolstofarm maken van de energie- en vervoersystemen in de EU voor de komende veertig jaar een bedrag van 270 miljard euro aan aanvullende publieke en particuliere investeringen vereist. Dit extra bedrag komt overeen met circa 1,5 % van het bbp van de EU en is van dezelfde orde van grootte als de door de IPCC geraamde economische verliezen als gevolg van de klimaatverandering ten belope van 0,2 tot 2 % van het mondiale bbp. De vraag is of investeerders nu in actie komen om toekomstige gevolgen van de klimaatverandering tot een minimum te beperken.
Regeringen, ondernemingen en burgers in de EU geven ook nu al geld uit voor de aanleg van vervoernetwerken, de opwekking van energie, huisvesting en de consumptie van goederen en diensten. Hoewel de overheidsuitgaven hiervoor van lidstaat tot lidstaat verschillen, bedragen deze in de EU ongeveer 50 % van het bbp. Een deel van deze uitgaven bestaat uit uitgaven voor investeringen (technisch uitgedrukt „bruto-investeringen") op gebieden als grote infrastructuurprojecten, onderzoek, gezondheidszorg enz. Dit geldt eveneens voor de uitgaven van huishoudens en ondernemingen.
Maar welk energie- en vervoersysteem willen we in de toekomst realiseren? Gaan we middelen vastleggen voor nietduurzame oplossingen of geven we de ruimte aan duurzame alternatieven om op een andere manier in onze behoeften te voorzien? Overheidsfinanciering kan in dit verband een rol spelen door stimulansen te bieden en „groene" signalen te geven aan de markt. Zo zou bijvoorbeeld het besluit om publieke middelen over te hevelen van fossiele brandstoffen naar de opwekking van hernieuwbare energie een duidelijk signaal afgeven aan de energieproducenten, maar ook aan onderzoekers en verbruikers van energie.
In lijn met haar Europa 2020-strategie heeft de EU in haar meerjarige begroting voor de periode 2014-2020 bijna 1 biljoen euro toegewezen aan duurzame groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen. Ten minste 20 % van deze meerjarige begroting zal worden besteed aan de transformatie van de EU in een koolstofarme en klimaatbestendige economie. Om dit doel te kunnen bereiken zijn klimaatdoelstellingen opgenomen in relevante beleidslijnen en programma's van de EU zoals de structuurfondsen, onderzoek, landbouw, het maritieme beleid, visserij en het LIFE-programma voor natuurbehoud en klimaatactie.
Deze middelen worden aangevuld met overheidsuitgaven op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de lidstaten van de EU alsook door particuliere investeringen (door onder meer ondernemingen, pensioenfondsen, huishoudens). Daarnaast zijn er mondiale financieringsbronnen zoals het Groene Klimaatfonds, dat in het kader van het UNFCCC (Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering) is opgezet en erop is gericht ontwikkelingslanden te steunen bij de aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering en het invoeren van beperkende maatregelen.
We weten dat we moeten investeren om aan de toenemende vraag op sommige gebieden te kunnen voldoen. Volgens het verslag van de New Climate Economy zal het mondiale energieverbruik in de komende 15 jaar naar verwachting met 20 tot 35 % toenemen. Om in deze behoefte te kunnen voorzien, is tussen 2015 en 2030 een bedrag van 41 biljoen euro vereist voor cruciale onderdelen van de energie-infrastructuur. Gezien het feit dat energieproductie en -verbruik nu al verantwoordelijk zijn voor twee derde van de wereldwijde broeikasgasemissies, zal de keuze van de energiebronnen waarin we vandaag investeren, grotendeels bepalen of we erin zullen slagen de opwarming van de aarde tot 2 °C te beperken.
Sommige sectoren en gemeenschappen zullen ongetwijfeld te maken krijgen met deze overstap en de hertoewijzing van middelen aan duurzame alternatieven. Overheden zullen gebruik moeten maken van het sociaal beleid om groepen van de samenleving te steunen die de dupe worden van deze overgang. Regeringen en overheidsinstanties zullen daarnaast voorbereid moeten zijn op veranderende omstandigheden. Een volledige desinvestering met betrekking tot fossiele brandstoffen zou resulteren in lagere belastinginkomsten en accijnzen uit deze sector. Tevens zou dit tot een krimp van de betrokken sectoren en vrijwel zeker tot banenverlies leiden.
In sommige opzichten is al een begin gemaakt met de veranderingen. Ondanks de economische crisis die Europa sinds 2008 in de greep houdt, blijft de eco-industrie (hernieuwbare energie, afvalwaterverwerking, recycling enz.) groeien. Tussen 2000 en 2012 is de eco-industrie qua toegevoegde waarde met meer dan 50 % gegroeid en is het aantal banen in die sector met 1,4 miljoen toegenomen tot 4,3 miljoen, terwijl de rest van de economie in deze periode een vlakke groei en stagnerende werkgelegenheidscijfers liet zien. De werkgelegenheidsboom in de ecoindustrie kan ook worden gezien als onderdeel van een ontwikkeling waarbij zich een nieuwe concurrerende beroepsbevolking vormt en steeds minder mensen in niet-duurzame sectoren (zoals de steenkoolwinning) werken.
Met het toenemende bewustzijn kiezen sommige gemeenten en ondernemingen ook gericht voor desinvesteringen in en het opgeven van niet-duurzame oplossingen om vervolgens investeringen te doen in nicheinnovaties. Investeringen in milieu-innovatie en onderzoek brengen niet alleen de overstap van de EU op schonere technologie en een duurzame toekomst dichterbij, maar stimuleren ook de economie en het concurrentievermogen van de EU. Wanneer Europa wereldwijd het voortouw neemt op het gebied van de ecoindustrie, zal het daarvan kunnen profiteren door technologie en knowhow te exporteren om er zo toe bij te dragen dat in de wereldwijd groeiende vraag naar energie, mobiliteit en huisvesting kan worden voorzien.
De overgang naar een groene economie zal weliswaar een hele tijd duren. Maar hoe eerder we in actie komen, des te lager zullen de kosten en des te groter de vruchten van dit proces uitvallen.
For references, please go to https://www.eea.europa.eu/nl/ema-signalen/signalen-2015/artikelen/klimaatverandering-en-investeringen or scan the QR code.
PDF generated on 25-03-2023 07:03
Engineered by: EEA-webteam
Software updated on 12 March 2023 21:56 from version 23.1.28
Software version: EEA Plone KGS 23.3.11
Documentacties
Delen met anderen