All official European Union website addresses are in the europa.eu domain.
See all EU institutions and bodiesDoe iets voor onze planeet, print deze pagina alleen als dat nodig is. Zelfs een kleine actie kan een enorm verschil maken als miljoenen mensen dat doen!
Article
In veel steden is de luchtverontreiniging nu zo groot dat het haast onmogelijk is om 's nachts de sterren te zien.
Justine Lepaulard, Frankrijk (ImaginAIR)
Londen, 4 december 1952: De wind gaat liggen en een dichte mist daalt neer over de stad. In de daaropvolgende dagen blijft het windstil. De kolen die in woningen en fabrieken worden verbrand, zorgen er voor dat grote hoeveelheden zwaveloxiden vrijkomen, waardoor de mist een geelachtige kleur krijgt. De ziekenhuizen worden overrompeld met mensen met ademhalingsklachten. Op het ergste moment is de zichtbaarheid op sommige plaatsen zo slecht dat mensen hun eigen voeten niet kunnen zien. Tijdens de vier dagen van de 'Great Smog', stierven in Londen tussen de vierduizend en achtduizend mensen meer dan normaal, vooral zuigelingen en ouderen.
In de twintigste eeuw was ernstige luchtvervuiling een tamelijk gewoon verschijnsel in de grote Europese industriële steden. Voor het stoken in fabrieken en verwarmen van huizen werd vaak vaste brandstof, vooral kolen, gebruikt. In combinatie met winterweer en bepaalde meteorologische factoren gebeurde het regelmatig dat boven stedelijke gebieden een zeer zwaar verontreinigde lucht hing die soms dagen, weken of zelfs maandenlang ter plaatse bleef. Londen stond al sinds de zeventiende eeuw bekend voor de smogepisoden. In de twintigste eeuw werd smog als een kenmerk van de stad beschouwd en had de ‘Londense smog’ zelfs een plaats in de literatuur verworven.
(c) Ted Russell|Getty Images
Sindsdien is er veel veranderd. In de jaren na de 'Great Smog' heeft het toegenomen bewustzijn onder burgers en politici geleid tot wetgeving ter vermindering van de luchtvervuiling afkomstig van vaste bronnen, zoals woningen, bedrijven en fabrieken. Eind jaren zestig van de 20ste eeuw waren - behalve het Verenigd Koninkrijk - nog veel andere landen begonnen met het invoeren van wetten ter bestrijding van luchtverontreiniging.
Zestig jaar na de 'Great Smog' is de luchtkwaliteit in Europa sterk verbeterd, vooral dankzij doeltreffende nationale, Europese en internationale wetgeving.
In sommige gevallen is duidelijk geworden dat het probleem van de luchtverontreiniging alleen via internationale samenwerking kan worden opgelost. Uit onderzoek in de jaren zestig bleek dat de zure regen, werd veroorzaakt door vervuilende stoffen die op het vasteland van Europa in de lucht werden uitgestoten waardoor de Scandinavische rivieren en meren verzuurden. Dit inzicht leidde in 1979 tot het eerste internationale, juridisch bindende instrument voor de regionale bestrijding van luchtverontreiniging: het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (LRTAP-verdrag) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties.
Technologische ontwikkelingen) sommige naar aanleiding van wetgeving - hebben eveneens bijgedragen tot het verbeteren van de lucht boven Europa. Zo zijn automotoren zuiniger geworden, beschikken nieuwe dieselauto's over roetfilters en gebruiken industriële faciliteiten steeds effectievere zuiveringsinstallaties. Maatregelen zoals verkeersbelastingen en belastingprikkels voor schonere auto's zijn eveneens vrij succesvol gebleken.
De uitstoot van sommige luchtvervuilende stoffen, zoals zwaveldioxide, koolmonoxide en benzeen, is sterk verminderd. Dit heeft geleid tot duidelijke verbeteringen in de luchtkwaliteit en dus ook van de volksgezondheid. Mede door de overstap van kolen naar aardgas zijn bijvoorbeeld de zwaveldioxideconcentraties in de Europese Unie in de periode 2001-2010 met de helft verminderd.
Lood is een andere vervuilende stof die met succes via wetgeving is aangepakt. In de jaren twintig werd begonnen met het gebruik van gelode benzine in voertuigen om schade aan de interne verbrandingsmotor te voorkomen. De gezondheidseffecten van de uitstoot van lood in de lucht werden pas decennia later bekend: lood tast de organen en het zenuwstelsel aan, wat de intellectuele ontwikkeling van kinderen belemmert. In de jaren zeventig werd begonnen met een reeks maatregelen op zowel Europees als internationaal niveau voor het geleidelijk beëindigen van het toevoegen van lood aan autobenzine. Vandaag registreren bijna alle stations die de hoeveelheid lood in de lucht meten, concentraties die ruim beneden de in EU-wetgeving vastgelegde grenswaarde liggen.
Voor andere vervuilende stoffen zijn de resultaten minder duidelijk. Chemische reacties in de atmosfeer en onze afhankelijkheid van bepaalde economische activiteiten maken de bestrijding van vervuilende stoffen een stuk moeilijker.
Een ander moeilijkheid vloeit voort uit de wijze waarop wetgeving wordt uitgevoerd en gehandhaafd in de EU-landen. De Europese wetgeving inzake luchtkwaliteit stelt streef- en grenswaarden, maar laat de beslissing over de wijze waarop die waarden moeten worden bereikt doorgaans over aan de lidstaten.
Sommige landen hebben veel effectieve maatregelen voor de bestrijding van luchtverontreiniging genomen. Andere hebben minder maatregelen genomen of maatregelen waarvan is gebleken dat ze minder effectief zijn. Dat kan deels worden verklaard door het feit dat niet alle landen even intensief meten en ook niet alle landen een even grote handhavingscapaciteit hebben.
Een ander probleem bij de bestrijding van luchtverontreiniging vloeit voort uit de verschillen tussen laboratoriumtests en de omstandigheden zoals die in de echte wereld bestaan. In gevallen waarin wetgeving zich richt op specifieke sectoren - zoals het vervoer of de industrie - kunnen technologieën die in ideale laboratoriumomstandigheden worden getest schoner en effectiever lijken dan ze in werkelijkheid - bij toepassing in de echte wereld - zijn.
Overigens kunnen ook nieuwe consumptietrends of beleidsmaatregelen die op zichzelf geen verband houden met lucht, een ongewenst effect op de luchtkwaliteit hebben.
(c) Cristina Sînziana, ImaginAIR/EEA
"Op het platteland van Roemenië is het nog steeds gebruikelijk om na de oogst de stoppels op de velden af te branden, een oude praktijk om de velden vrij te maken voor nieuwe gewassen. Behalve dat dit schadelijk is voor de natuur, is het ook schadelijk voor de gezondheid van de lokale bevolking, vooral voor de mensen die bij het afbranden van de stoppels het vuur in bedwang moeten houden.."
Cristina Sînziana Buliga, Roemenië
De huidige EU- en internationale wetgeving voor de aanpak van fijnstofdeeltjes maakt een onderscheid tussen deeltjes met een doorsnede van 10 micron of minder (PM10) en deeltjes met een doorsnede van 2,5 micron of minder (PM2,5) en richt zich zowel op directe emissies als op de emissie van precursoren.
Met het terugdringen van de uitstoot van fijnstofdeeltjes zijn in Europa belangrijke resultaten behaald: tussen 2001 en 2010 is de directe uitstoot van PM10 en PM2,5 in de Europese Unie met 14% en in de 32 landen die zijn aangesloten bij het EMA met 15% afgenomen.
Ook de uitstoot van enkele precursoren van fijnstofdeeltjes is in de Europese Unie afgenomen: zwaveloxiden met 54% (44% in de EMA-32), stikstofoxiden met 26% (23% in de EMA-32) en ammoniak met 10% (8% in de EMA-32).
Maar deze verminderingen hebben niet altijd geleid tot een lagere blootstelling aan fijnstofdeeltjes. Het percentage van de stadsbevolking dat wordt blootgesteld aan concentraties PM10 die hoger liggen dan de bij EU-wetgeving vastgestelde grenswaarden is nog steeds hoog (18-41% voor de EU-15 en 23-41% voor de EMA-32) en is het afgelopen decennium maar licht gedaald. Als wordt uitgegaan van de strengere grenswaarden van de WHO wordt in de Europese Unie zelfs meer dan 80% van de stadsbevolking aan te hoge PM10-concentraties blootgesteld.
Als het zo is dat de uitstoot van fijnstofdeeltjes en hun precursoren aanzienlijk is afgenomen, waarom hebben we in Europa dan nog steeds te maken met hoge blootstellingsniveaus? Het verminderen van de uitstoot in een bepaald gebied of uit bepaalde bronnen resulteert niet automatisch in lagere concentraties. Enkele vervuilende stoffen kunnen lang genoeg in de atmosfeer blijven om van het ene land naar het andere, van het ene continent naar het andere en in sommige gevallen zelfs over de hele wereld te worden verspreid. Een deel van de verklaring waarom de verbetering van de luchtkwaliteit in Europa minder snel verloopt dan de vermindering van de uitstoot van fijnstofdeeltjes en hun precursoren, ligt in deze intercontinentale verspreiding van deeltjes en hun precursoren.
Een andere reden voor de aanhoudend hoge PM-concentraties kan worden gevonden in onze consumptiepatronen. Een voorbeeld hiervan is het verwarmen van huizen door het stoken van kolen en hout in kleine kachels, wat met name in stedelijke gebieden in Polen, Slowakije en Bulgarije een belangrijke bron van PM10-vervuiling is. Stoken van kolen en hout gebeurt deels door de hoge energieprijzen, die met name lageinkomenshuishoudens ertoe hebben gebracht om voor goedkopere alternatieven te kiezen.
Europa is er ook in geslaagd om tussen 2001 en 2010 de uitstoot van precursoren van ozon te verminderen: in de Europese Unie daalde de uitstoot van stikstofoxiden met 26% (23% in de EMA-32), van NMVOS met 27% (28% in de EMA-32) en van koolmonoxide met 33% (35% in de EMA-32).
Net als bij fijnstofdeeltjes is de afname van de uitstoot van ozonprecursoren in de atmosfeer echter niet gepaard gegaan met een overeenkomstige afname van de ozonconcentraties. Dit komt deels door het continentale verspreiding van ozon en de precursoren ervan. Ook topografie en jaarlijkse variaties in meteorologische omstandigheden, zoals wind en temperatuur, spelen een rol.
Ondanks een afname van het aantal en de frequentie van ozonpieken in de zomermaanden is de blootstelling van stadbewoners aan ozon nog steeds hoog. In de periode 2001-2010 werd tussen 15 en 61% van de stedelijke bevolking in de Europese Unie blootgesteld aan ozonconcentraties die hoger waren dan de op EU-niveau vastgestelde streefwaarden? Vooral in Zuid-Europa waarde zomers warmer zijn. Als wordt uitgegaan van de strengere grenswaarden van de WHO werden bijna alle stadbewoners in de Europese Unie aan te hoge ozonconcentraties blootgesteld. Ozonpieken komen vaker voor in het Middellandse Zeegebied dan in Noord-Europa.
Maar, hoge ozonconcentraties komen in de zomermaanden niet alleen in de stad voor. Verrassend genoeg zijn de ozonconcentraties op het platteland doorgaans zelfs hoger, maar worden er minder mensen aan blootgesteld. De reden dat de ozonconcentraties in stedelijke gebieden lager zijn, is paradoxaal genoeg dat er meer verkeer rijdt. Een van de vervuilende stoffen die door het wegvervoer worden uitgestoten, breekt namelijk via een chemische reactie ozonmoleculen af. Wel leidt de hogere verkeersdichtheid in steden tot een hogere concentratie fijnstofdeeltjes.
(c) Jerome Prohaska, ImaginAIR/EEA
Omdat precursoren van fijnstofdeeltjes en ozon uit andere landen kunnen worden aangevoerd, valt de uitstoot van sommige van die precursoren onder het Protocol van Göteborg bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (protocol bij het LRTAP-verdrag).
In 2010 overschreden twaalf EU-landen en de EU als geheel een of meer emissieplafonds (de toegestane hoeveelheid uitstoot) voor een of meer vervuilende stoffen die onder het Protocol vallen (stikstofoxiden, ammoniak, zwaveldioxide en NMVOS). De plafonds voor stikstofoxiden werden in elf van de twaalf landen overschreden.
Uit een analyse van de naleving van EU-wetgeving komt een soortgelijk beeld naar voor. De richtlijn nationale emissieplafonds (NEC-richtlijn) regelt de uitstoot van dezelfde vier vervuilende stoffen als het Protocol van Göteborg, maar bevat voor enkele landen iets lagere plafonds. Volgens de definitieve officiële gegevens over de uitvoering van de NEC-richtlijn overschreden in 2010 twaalf EU-landen de wettelijk bindende emissieplafonds voor stikstofoxiden. Verscheidene van die landen overschreden ook de plafonds voor een of meer van de overige drie vervuilende stoffen.
De bijdrage van de mens aan het ontstaan van luchtvervuilende stoffen laat zich in het algemeen gemakkelijker metendan die van de natuur. De omvang van de menselijke bijdrage verschilt per vervuilende stof. De verbranding van brandstof is duidelijk een belangrijke oorzaak van luchtverontreiniging en gebeurt in verscheidene economische sectoren, van het wegvervoer en huishoudens tot de energiesector.
De landbouw is een andere belangrijke bron van vervuilende stoffen: ongeveer 90% van de ammoniak- en 80% van de methaanuitstoot is afkomstig van landbouwactiviteiten. Andere methaanbronnen zijn afval (stortplaatsen), steenkoolwinning en gastransport over lange afstand.
Meer dan 40% van de uitstoot van stikstofoxiden is afkomstig van het wegvervoer, terwijl ongeveer 60% van de zwaveloxidenuitstoot afkomstig is van de energieproductie en ‑distributie in de lidstaten en deelnemende landen van het EMA. Het energieverbruik in bedrijfs-, overheids- en openbare gebouwen en in huishoudens is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de PM2,5- en koolmonoxide-uitstoot.
Het is dus duidelijk dat veel economische sectoren aan de luchtverontreiniging bijdragen. Wanneer bij besluitvorming voor deze sectoren ook rekening zou worden gehouden met luchtkwaliteitsoverwegingen, zou dat misschien niet de voorpagina's van de kranten halen, maar het zou wel helpen om de luchtkwaliteit in Europa te verbeteren.
Wat de laatste jaren wel de voorpagina's van de internationale kranten heeft gehaald en de aandacht van het publiek heeft getrokken, was de luchtkwaliteit in de grote steden, vooral de steden waar de Olympische Spelen werden gehouden.
Neem bijvoorbeeld Peking. Peking is even bekend om de wolkenkrabbers die er als paddenstoelen uit de grond schieten als om de luchtvervuiling. De Chinese hoofdstad begon in 1998 met de systematische aanpak van luchtvervuiling - drie jaar voordat de Volksrepubliek China officieel werd gekozen als gastland van de Olympische Spelen. De autoriteiten namen voorafgaand aan de Spelen concrete maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit. Zo werden oude taxi's en bussen vervangen en vervuilende industrieën naar elders verplaatst of gesloten. In de weken vóór de Spelen werden bouwwerkzaamheden stopgezet en het autogebruik beperkt.
Professor C.S. Kiang, een van de meest gezaghebbende klimaatwetenschappers in China, zegt het volgende over de luchtkwaliteit tijdens de Spelen in Peking: "Gedurende de eerste twee dagen van de Spelen bedroeg de concentratie PM2,5, het fijnstof dat diep in de longen dringt, ongeveer 150mg/m3. Op de tweede dag begon het te regenen, stak de wind op en daalde de concentratie PM2,5 scherp om vervolgens rond de 50mg/m3 te schommelen, wat nog steeds het dubbele is van de richtwaarde van de WHO, die 25mg/m3 bedraagt".
(c) Rob Ewen | iStock
Een vergelijkbare discussie werd voorafgaand aan de Olympische Spelen in Londen gevoerd. Men vroeg zich af of de luchtkwaliteit wel goed genoeg zou zijn voor de atleten, waarbij men zich vooral zorgen maakte om de marathonlopers en fietsers. Volgens de Universiteit van Manchester waren de Spelen in Londen weliswaar niet vrij van luchtvervuiling, maar toch de "minst vervuilde Spelen" van de laatste jaren. Gunstige weeromstandigheden en een goede planning lijken daarbij geholpen te hebben. Vergeleken met het Londen van 1952 is dat een geweldige prestatie.
In Peking stak het probleem van de luchtverontreiniging na het doven van de lichten in het Olympisch stadion helaas weer de kop op. In de eerste dagen van 2013 had de stad opnieuw te maken met ernstige luchtvervuiling. Op 12 januari bedroeg de concentratie PM2,5 volgens officiële metingen op bepaalde plekken meer dan 400 mg/m3. Onofficieel werden concentraties van wel 800 mg/m3 gemeten.
For references, please go to https://www.eea.europa.eu/nl/ema-signalen/signalen-2013/artikelen/de-lucht-boven-europa-vandaag or scan the QR code.
PDF generated on 28-03-2023 01:35
Engineered by: EEA-webteam
Software updated on 12 March 2023 21:56 from version 23.1.28
Software version: EEA Plone KGS 23.3.11
Documentacties
Delen met anderen