volgende
vorige
items

Article

Een Europese visie op duurzaamheid

Taal wijzigen:
Article Gepubliceerd 04-06-2012 Laatst gewijzigd 17-03-2023
Photo: © Istock
Via een reeks wetgevingsmaatregelen bevorderen de EU- beleidsmakers een efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa. Maar hoe brengt Europa economie en natuur met elkaar in evenwicht? En wat verstaan de EU en de ontwikkelingswereld in de context van de komende Wereldmilieutop (Rio+20) onder duurzaamheid?


Interview met Gerben-Jan Gerbrandy

Gerben-Jan Gerbrandy is sinds 2009 voor D66 lid van het Europees Parlement, waar hij deel uitmaakt van de fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa.

Wat is de grootste uitdaging met betrekking tot het milieu en hoe kunnen we die uitdaging aangaan?

‘De grootste uitdaging is de overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen. De menselijke consumptie overschrijdt de natuurlijke grenzen van onze planeet. Onze manier van leven, vooral de manier waarop we onze economie runnen, is gewoon niet duurzaam.

Over een paar decennia zal de wereldbevolking negen miljard bedragen en zeventig procent meer voedsel nodig hebben. Daarom is onze tweede uitdaging om manieren te vinden onze groeiende bevolking te voeden in een situatie waarin de schaarste aan hulpbronnen alleen maar groter zal worden.

We kunnen deze uitdagingen met succes aangaan als we de fundamenten van onze economie aanpassen. Een groot aantal baten die we zonder betaling ontvangen, vertegenwoordigen bijvoorbeeld geen economische waarde. Een bos, bijvoorbeeld, krijgt pas een economische waarde als de bomen worden verwerkt tot planken. Een ongeschonden bos heeft in economische zin geen waarde. De waarde van natuurlijke hulpbronnen moet op de een of andere manier in de economie tot uitdrukking komen.’

Kunnen we de fundamenten van onze economie werkelijk aanpassen?

‘Daar werken we aan. Ik denk dat we bijna zover zijn dat we de volledige waarde van natuurlijke hulpbronnen in economische berekeningen kunnen meenemen.

Maar belangrijker is dat er drie drijvende krachten voor een veel hulpbronnenefficiëntere industrie zijn. De eerste is een schaarste aan hulpbronnen. We zijn feitelijk getuige van wat ik een ‘groene industriële revolutie’ noem. Hulpbronnenschaarste dwingt ondernemingen tot het ontwikkelen van processen voor het terugwinnen en hergebruiken van hulpbronnen of om te zoeken naar andere manieren om hulpbronnen efficiënt te gebruiken.

De tweede drijvende kracht is de druk van consumenten. Kijk maar naar advertenties. De grote autofabrikanten praten niet meer over snelheid maar over milieuprestaties. Bovendien zijn mensen zich veel meer bewust van het imago van het bedrijf waarvoor ze werken.

De derde is wetgeving. We moeten de milieuwetgeving constant verbeteren, omdat marktdruk, hulpbronnenschaarste en consumentendruk alleen onvoldoende zijn.’

Wat is de belangrijkste factor in de keuze van de consument?

Copyright: Thinkstock‘Dat is zonder enige twijfel de prijs. Voor veel mensen is het een luxe om hun koopgedrag door iets anders te laten bepalen dan de prijs. Maar ook als de prijs allesbepalend is, is het nog steeds mogelijk om te kiezen voor seizoens- en lokale producten of verse producten. Niet alleen zijn die vaak goedkoper, ze zijn ook gezonder. Daar profiteren niet alleen de kopers maar ook de samenleving als geheel van.

Wat het vervoer betreft, is de keuze voor een duurzamer alternatief zowel afhankelijk van de infrastructuur als van de mate waarin mensen zich bewust zijn van hun impact op het milieu. Als er geen openbaar vervoer is, kunnen we niet van mensen verwachten dat ze niet met de auto naar hun werk gaan.

In het geval van wetgeving geldt, dat als we mensen niet kunnen uitleggen wat het nut is van een regel het bijna onmogelijk is om die regel te handhaven. We moeten mensen betrekken en overtuigen.

Daarvoor is het nodig dat wetenschappelijke kennis wordt omgezet in begrijpelijke taal, daar hebben niet alleen burgers maar ook beleidsmakers baat bij.’

Wanneer is Rio+20 geslaagd?

‘We hebben concrete resultaten nodig, zoals een overeenkomst over een nieuw institutioneel kader of specifieke doelstellingen voor een groene economie. Maar ook zonder concrete resultaten kan de conferentie van grote betekenis worden.

Ik ben groot voorstander van de oprichting van een internationaal hof voor milieumisdrijven of een institutionele opzet die het soort impasses voorkomt waar we in recente rondes van milieuonderhandelingen mee te maken hebben gehad.

Maar of we nu wel of geen vooruitgang maken met de oprichting van zulke instellingen, het feit alleen al dat we erover praten en naar gezamenlijke oplossingen zoeken, is al een enorme stap vooruit. Tot voor kort was de wereld bij milieuonderhandelingen namelijk in twee kampen verdeeld: de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden.

Ik geloof dat we die bipolaire aanpak geleidelijk achter ons laten. Door hun grotere economische afhankelijkheid van natuurlijke hulpbronnen zullen veel ontwikkelingslanden als eerste de gevolgen van de wereldwijde hulpbronnenschaarste ondervinden. Als de conferentie in Rio een groot aantal van hen overtuigt van de noodzaak om over te stappen op duurzamere praktijken, beschouw ik dat als een groot succes.’

Kan Europa de ontwikkelingslanden hierbij helpen?

‘Het concept ‘groene economie’ is niet alleen relevant voor ontwikkelde landen. Het gaat eigenlijk uit van een langetermijnperspectief. Op dit moment verkopen veel ontwikkelingslanden hun natuurlijke hulpbronnen tegen erg lage prijzen. Het is voor die landen verleidelijk om te kijken naar de kortetermijnbaten, maar daarmee lopen ze ook het risico dat ze hun toekomstige welvaart en groeimogelijkheden in de uitverkoop doen.

Maar ik denk dat dit aan het veranderen is. Regeringen beginnen zich zorgen te maken over de langetermijngevolgen van de export van hulpbronnen. Ook de industrie in veel ontwikkelingslanden is begonnen in duurzaamheid te investeren. Net als industriële ondernemingen in de ontwikkelde landen hebben ze te maken met hulpbronnenschaarste. Voor ondernemingen in de hele wereld is dit een sterke financiële prikkel.

Ik denk dat we deze landen zouden kunnen helpen door onze landbouwmarkten open te stellen en ze in staat te stellen meer toegevoegde waarde te creëren. Nu worden de hulpbronnen gewonnen door buitenlandse ondernemingen en is economische inbreng van de lokale bevolking erg klein.

Landbouw is in het algemeen cruciaal. Als we kijken naar de toekomstige uitdagingen in verband met de voedselproductie in de wereld, is het duidelijk dat de vraag naar voedsel zal toenemen. Om aan die vraag te kunnen beantwoorden, moeten de ontwikkelingslanden efficiënter gaan produceren. Een hogere landbouwproductie in ontwikkelingslanden zal ook de behoefte aan voedselimporten verminderen.’

Wat betekent ‘duurzaam leven’ voor u als Europese burger?

‘Het betekent een serie kleine dingen, zoals een trui aandoen in plaats van de verwarming hoger te zetten, het openbaar vervoer nemen in plaats van de auto en niet vliegen als het niet echt nodig is. Het betekent ook dat ik mijn eigen kinderen en die van anderen bewust maak van het concept ‘duurzaamheid’ en van de effecten van de keuzes die ze elke dag maken.

Met mijn beroep kan ik vliegen helaas niet altijd vermijden. Daarom is het belangrijk dat we het reizen per vliegtuig, net als ons hele niet-duurzame consumptiepatroon, veel duurzamer maken. Dat is de uitdaging van de groene economie.’

Gerben-Jan GerbrandyGerben-Jan Gerbrandy, Europees Parlement

Permalinks

Temporal coverage

Tags

gearchiveerd onder:
gearchiveerd onder: sustainability
Documentacties