volgende
vorige
items

Article

Van mijn tot afvalberg, en verder

Taal wijzigen:
Article Gepubliceerd 04-06-2012 Laatst gewijzigd 17-03-2023
Photo: © EEA/Ace&Ace
Bijna alles wat we consumeren en produceren heeft een effect op ons milieu. Bij de dagelijkse keuze en aanschaf van producten of diensten denken we vaak niet aan hun ecologische voetafdruk. De verkoopprijs van producten of diensten vormt bijna nooit een afspiegeling van hun werkelijke kosten. Toch is er veel dat we kunnen doen om onze consumptie en productie milieuvriendelijker te maken.

In mei 2011 was de Apple-winkel aan Fifth Avenue in New York volgepakt met mensen uit de hele wereld die de nieuwste iPad2 wilden kopen. Alles wat die dag werd geleverd, was binnen een paar uur verkocht. De winkel aan Fifth Avenue had geluk: veel Apple-winkels in de wereld konden alleen bestellingen aannemen en pas weken later leveren.

Die vertraging werd niet veroorzaakt door een gebrekkige planning of een buitengewoon succesvolle reclamecampagne, maar door een reeks rampen aan de andere kant van de planeet. Vijf van de hoofdonderdelen van de iPad2 werden in Japan gefabriceerd toen dat land op 11 maart 2011 door een aardbeving werd getroffen. De fabricage van enkele van die onderdelen kon gemakkelijk naar Zuid-Korea of de Verenigde Staten worden verplaatst, maar niet het digitale kompas. Een van de belangrijkste fabrikanten van dit onderdeel was op minder dan twintig kilometer van de Fukushima-reactoren gevestigd en moest zijn fabriek sluiten.

Toevoer van grondstoffen naar productielijnen

In een wereld waarin alles met elkaar in verbinding staat, begint de reis van veel elektronische toestellen bij een mijn, meestal in een ontwikkelingsland, en een productontwikkelingscentrum, meestal in een geïndustrialiseerd land. Voor de productie van laptops, mobiele telefoons, auto’s en digitale camera’s zijn zeldzame aardmetalen nodig, zoals neodymium, lanthanium en cerium. Hoewel veel landen beschikken over nog niet ontgonnen voorraden van deze metalen, is de winning ervan kostbaar en in sommige gevallen gevaarlijk, namelijk als ze toxisch of radioactief zijn.

Na de winning worden grondstoffen doorgaans naar een verwerkingslocatie getransporteerd en tot productonderdelen omgevormd. Die productonderdelen worden dan weer naar een andere locatie verscheept voor assemblage. Tegen de tijd dat het toestel in de winkel ligt, hebben de verschillende onderdelen ervan over de hele wereld gereisd en op elk tussenstation hun voetafdruk in het milieu achtergelaten.

Hetzelfde geldt voor het voedsel op onze eettafels, de meubels in onze woonkamers en de brandstof in onze auto’s. De meeste grondstoffen en natuurlijke hulpbronnen worden na hun winning tot een consumptiegoed verwerkt en naar onze woningen getransporteerd, die meestal in een stedelijk gebied liggen. Voor de drinkwatervoorziening van Europese huishoudens, bijvoorbeeld, is meer nodig dan alleen het onttrekken van water aan een waterlichaam. Het water moet ook gereed worden gemaakt voor consumptie. Daarvoor is infrastructuur en energie nodig om het water te kunnen transporteren, opslaan, behandelen en verwarmen. Als het water eenmaal is ‘gebruikt’, moet het worden afgevoerd en verwerkt, waarvoor opnieuw infrastructuur en energie nodig is.

Copyright: ThinkstockVoor het maken van een gemiddeld kopje koffie in Nederland is ongeveer 140 liter water nodig. Verreweg het grootste deel daarvan is nodig voor het telen van de koffieplant. Voor het produceren van een kilo rundvlees is gemiddeld zelfs 15 400 liter water nodig!

Bron: Water Footprint Network

Alles voor consumptie

Sommige milieueffecten van ons consumptieniveau en -patroon zijn niet onmiddellijk zichtbaar. Bij het opwekken van de elektriciteit die nodig is om een mobiele telefoon op te laden of voedsel in te vriezen, komt kooldioxide vrij, die in de atmosfeer wordt uitgestoten en daar bijdraagt aan klimaatverandering. Het vervoer en de industrie stoten luchtverontreinigende stoffen zoals zwavel- en stikstofoxiden uit, die schadelijk zijn voor de gezondheid.

De miljoenen toeristen die zich elke zomer naar het zuiden begeven, veroorzaken extra milieudruk op hun vakantiebestemming. Behalve de broeikasgassen die tijdens de reis naar de vakantiebestemming worden uitgestoten, stimuleert de behoefte aan extra huisvesting daar de vraag van de bouwsector naar grondstoffen en energie. Door de tijdelijke stijging van de lokale bevolking moet extra water worden onttrokken voor sanitaire voorzieningen en recreatiedoeleinden tijdens de droge zomermaanden. Het betekent ook dat meer afval(water) moet worden verwerkt en meer voedsel naar deze gebieden moet worden getransporteerd.

Copyright: ShutterstockOndanks de onzekerheid over de precieze omvang van onze milieueffecten is het duidelijk dat het huidige niveau en patroon van het ontginnen van natuurlijke hulpbronnen niet kan worden voortgezet. We beschikken simpelweg niet over een onbeperkte voorraad aan essentiële hulpbronnen, zoals cultuurgrond en water. Wat vaak als een lokaal probleem begint — waterschaarste, kappen en verbranden van bos om er weiland van te maken of de uitstoot van verontreinigende stoffen door een fabriek — kan gemakkelijk een mondiaal of systemisch probleem worden dat ons allemaal raakt.

Eén indicator voor het verbruik van natuurlijke hulpbronnen is de grootte van de ecologische voetafdruk, een methode die is ontwikkeld door het Global Footprint Network. Deze denktank beoordeelt wereldwijd het verbruik van landen wat betreft grondgebruik, met inbegrip van indirect grondgebruik voor productiedoeleinden en voor de opname van CO2-emissies. Volgens deze methode had in 2007 iedere mens een voetafdruk ter grootte van 2,7 mondiale hectare.

Dat was veel meer dan de 1,8 mondiale hectare waarover ieder van ons kan beschikken zonder de productiecapaciteit van het milieu te overschrijden (Global Footprint Network, 2012). In de geïndustrialiseerde landen was het verschil zelfs nog groter. De landen van de Europese Economische Ruimte (EER) verbruikten 4,8 mondiale hectare per inwoner, terwijl de beschikbare ‘biocapaciteit’ maar 2,1 mondiale hectare per inwoner bedroeg (Global Footprint Network, 2011).

Maar consumptie creëert ook banen

Onze drang en behoefte om natuurlijke hulpbronnen te gebruiken, is slechts één kant van het verhaal. Het bouwen van zomerhuizen in Spanje, het telen van tomaten in Nederland of op vakantie gaan naar Thailand creëert ook banen, inkomen en uiteindelijk een betere kwaliteit van leven voor bouwvakkers, boeren en reisbureaus. Voor veel mensen in de wereld betekent een hoger inkomen dat ze aan hun basisbehoeften kunnen voldoen. Maar het is moeilijk een definitie te geven van “behoefte”, onder meer omdat behoeften in belangrijke mate cultureel bepaald en inkomensafhankelijk zijn.

Voor de arbeiders die in de mijnen van Binnen-Mongolië in China naar zeldzame aardmetalen graven, betekent de winning van delfstoffen voedselzekerheid voor hun gezin en onderwijs voor hun kinderen. Voor fabrieksarbeiders in Japan kan het niet alleen voedsel en onderwijs betekenen, maar ook een paar weken vakantie in Europa. Voor sommige van de mensen die in groten getale de Apple-winkel binnenstroomden, was de iPad2 een onmisbaar hulpmiddel voor hun werk, voor andere een geweldig amusementsproduct. Ook de behoefte aan amusement is een menselijke behoefte. Hoe groot het effect van onze amusementsbehoefte op het milieu is, hangt af van de wijze waarop we er invulling aan geven.

Naar de vuilnisemmer ermee

De reis die door onze elektronische toestellen en ons voedsel en kraanwater wordt afgelegd, eindigt niet in onze woningen. We houden onze televisie en fotocamera totdat ze uit de mode zijn geraakt of niet langer compatibel zijn met onze dvd-speler. In sommige EU-landen wordt ongeveer één derde van het gekochte voedsel weggegooid. En wat te denken van voedsel dat wordt doorgedraaid? Elk jaar wordt in de 27 EU‑landen 2,7 miljard ton afval weggegooid.

Maar waar gaat al dat afval naar toe? Het korte antwoord is: uit het zicht. Een gedeelte wordt feitelijk verkocht op de wereldmarkten — deels illegaal. Het lange antwoord is veel gecompliceerder. Het hangt ervan af wat wordt weggegooid en waar het wordt weggegooid. Gemeten naar gewicht bestaat in tijden van hoogconjunctuur meer dan één derde van het afval in de 32 EEA-landen uit bouwen sloopafval. Een kwart is mijnafval. Hoewel uiteindelijk de totale afvalberg het resultaat is van menselijke consumptie, is minder dan één tiende rechtstreeks afkomstig van huishoudens.

Onze kennis van afval is net zo onvolledig als onze consumptiecijfers, maar het is duidelijk dat er met betrekking tot afvalbeheer nog veel moet gebeuren. Gemiddeld verbruikt elke EU-burger zestien à zeventien ton grondstoffen per jaar, waarvan een groot deel vroeg of laat in afval verandert. Dit getal zou zelfs stijgen tot veertig à vijftig ton als rekening werd gehouden met het ongebruikte deel van gewonnen grondstoffen (bijv. mijnafval) en de ‘ecologische rugzak’ (totale hoeveelheid natuurlijke grondstoffen die in zijn natuurlijke omgeving wordt verstoord) van geïmporteerde producten.

Wetgeving, zoals de EU-richtlijnen betreffende afvalstoffen, sloopauto’s, batterijen, verpakkingsmateriaal en verpakkingsafval, heeft ertoe bijgedragen dat in de EU nu meer stedelijk afval wordt verbrand of gerecycled in plaats van gestort. In 2008 werd 46% van het vast afval gerecycled. De rest ging naar een verbrandingsinstallatie (5%) of een stortplaats (49%).

Eurostat data on waste

Op zoek naar een nieuw type goudmijn

Elektrische huishoudelijke apparaten, computers, verlichtingsapparatuur en telefoons bevatten naast milieugevaarlijke stoffen ook waardevolle metalen. Volgens een schatting uit 2005 bevatten de elektrische en elektronische apparaten die dat jaar in de handel waren, 450 000 ton koper en 7 ton goud. Op de Metaalbeurs in Londen zouden die metalen in februari 2011 respectievelijk 2,8 miljard en 328 miljoen EUR waard zijn. Hoewel er aanzienlijke verschillen zijn tussen de Europese landen, wordt op dit moment slechts een klein deel van dergelijke elektronische apparaten ingezameld en hergebruikt of gerecycled nadat ze zijn weggegooid.

Aan het als ‘afval’ weggooien van kostbare metalen zit ook een mondiale dimensie. Duitsland exporteert elk jaar via Hamburg ongeveer 100 000 tweedehandsauto’s naar niet-EU-landen, hoofdzakelijk landen in Afrika en het Midden-Oosten. In 2005 bevatten die auto’s ongeveer 6,25 ton platinametalen.

In tegenstelling tot de EU hebben de meeste importlanden niet de noodzakelijke regelgeving en capaciteit voor het slopen en recycleren van tweedehandsauto’s. Behalve dat hiermee inkomsten verloren gaan, leidt het ook tot onnodig veel ertswinning, wat onvermijdbaar schade toebrengt aan het milieu, vaak buiten de EU.

Een beter beheer van stedelijk afval levert grote voordelen op: van afvalstoffen worden waardevolle grondstoffen gemaakt, er ontstaat minder milieuschade door de broeikasgassen die bij afvalverbranding vrijkomen en er is minder vraag naar nieuwe grondstoffen.

Laten we als voorbeeld papier nemen. In 2006 werd bijna 70% van het papier in vast stedelijk afval gerecycled, wat gelijk is aan één vierde van het totale papierverbruik. Wanneer we het recycleringspercentage tot 90% zouden kunnen verhogen, zou de vraag naar papier voor meer dan één derde met gerecycled papier kunnen worden vervuld. De vraag naar nieuwe grondstoffen voor de papierproductie zou daardoor verminderen en er zou minder papierafval naar de stortplaats of verbrandingsoven worden gestuurd en dus minder broeikasgas worden uitgestoten.

Hoe verder?

Het is niet de consumptie of productie zelf die het milieu schaadt. Het gaat om de milieueffecten van wat we consumeren, waar we consumeren en hoeveel, en hoe we produceren wat we consumeren. Van lokaal tot mondiaal niveau moet iedereen — beleidsmakers, ondernemers en burgers — bijdragen aan ‘vergroening’ van de economie.

Technologische innovatie biedt tal van oplossingen. Schone energie en schoon vervoer hebben minder grote milieueffecten en kunnen net zo goed aan sommige van onze behoeften voldoen, zo niet aan alle. Maar technologie alleen is niet voldoende.

Copyright: Gülcin KaradenizOnze maatregelen kunnen niet beperkt blijven tot recycling en hergebruik van grondstoffen zodat minder nieuwe grondstoffen hoeven te worden gewonnen. Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen is niet te vermijden, maar we kunnen het wel verstandiger doen. We kunnen overstappen op nettere alternatieven en onze productieprocessen milieuvriendelijk maken en we kunnen leren om van afvalstoffen grondstoffen te maken.

Beter beleid, betere infrastructuur en extra prikkels zijn zeker nodig, maar zijn slechts een deel van de oplossing. Wat verder nodig is, is een consument die verantwoorde keuzes maakt. Het doet er niet toe hoe oud we zijn of welke achtergrond we hebben, onze dagelijks beslissingen over welke producten of diensten we wel en welke we niet kopen zijn medebepalend voor wat en hoeveel er wordt geproduceerd. Ook de detailhandel heeft invloed op wat er op de schappen wordt gezet en kan toeleveringsbedrijven confronteren met de vraag van klanten naar duurzame alternatieven.

Een moment van reflectie als we voor de schappen van de supermarkt of de vuilnisemmer staan, is misschien een goede start voor onze eigen overgang naar een duurzamere manier van leven: Kan ik die kliekjes nog voor de maaltijd van morgen gebruiken? Moet ik deze machine wel kopen of kan ik hem ook lenen? Waar kan ik mijn oude mobiele telefoon voor recycling inleveren?…

Voor meer informatie

Permalinks

Documentacties