volgende
vorige
items

Article

Ooggetuige: Chance, een Congolese jongen

Taal wijzigen:
Article Gepubliceerd 29-06-2011 Laatst gewijzigd 21-03-2023
Photo: © Mark Craemer
Bisie is de grootste mijn in de regio. Hij ligt ongeveer 90 kilometer binnen een dicht bos en heeft een diepte van 100 meter. Mijnen zijn vaak niet veel meer dan een gat in de grond vol met tientallen mannen en jongens. De omstandigheden zijn er vreselijk.

„Ik heet Chance, ik ben 16 jaar. Ik heb drie jaar in de Bisie-mijn gewerkt. Ik hoorde dat er dichtbij waar ik woon een mijn kwam. Ik wilde gaan werken en genoeg geld verdienen om mijn eigen huis te bouwen. ‘Het kost zo veel tijd om omlaag te kruipen en weer omhoog te klimmen dat ik soms een week lang onder de grond bleef voordat ik weer boven kwam. Elke maand komen hier mensen om het leven als een van deze gaten instort”.

Chance, 16

Vijf jaar terug was dit nog oerwoud. Nu werken er wel 20 000 mensen om de mineralen te delven en te vervoeren. Ze komen van ver om hier geld te verdienen. Maar de kosten van levensonderhoud zijn zo hoog vanwege de illegale belastingen die gewapende bendes heffen dat de meesten het zich niet kunnen permitteren hier weer weg te gaan. Er zijn honderden van dit soort mijnen in Oost-Congo. Alleen Bisie produceert naar schatting al 70 miljoen USD per jaar aan mineralen.

Als ze bovengronds zijn gebracht worden de mineralen vervoerd naar steden zoals Ndjingala, Osakari en Mubi. De dragers, elk met tot 50 kilo mineralen, leggen de afstand van 90 kilometer in twee dagen af. Iedere dag komen er 600 dragers met in totaal 30 ton mineralen uit de bossen.

Cassiteriet uit Bisie wordt opgekocht door tussenhandelaren die werken voor exporteurs en internationale handelaren, die het erts aan smelters doorverkopen op de open markt. De smelters raffineren het tin en verkopen het rechtstreeks of via internationale metaalbeurzen aan soldeerfabrikanten. Ten slotte wordt tinsoldeer verkocht aan fabrikanten die het gebruiken bij de productie van elektronische gadgets.

„De eerste keer dat ik het gat in kroop kon ik er niet erg lang in blijven. Ik was niet gewend aan de hitte, dus ik kon maar twee uur onder de grond blijven. Ik moest steeds opnieuw naar beneden, hard werken en dan weer naar boven. Het was ontzettend heet, ik kon er niet meer tegen. Toen er een bloedbad plaatsvond in Bisie, ben ik weggevlucht van de mijn. Maar ik heb mijn droom niet gerealiseerd, en daarom ben ik terug naar huis gegaan om mijn school af te maken.”

Het Wereld Natuur Fonds (WNF) noemt de Democratische Republiek Congo (DRC) een van de belangrijkste centra voor biodiversiteit in de wereld. Het is volgens het WNF de uitdaging om de bossen van Congo, de soorten die erin voorkomen en de in de moerasbossen geïsoleerde koolstof in stand te houden en tegelijkertijd het leven van de Congolezen te verbeteren.

Dat is een wereldwijde uitdaging. Het Millennium Development Goals Report 2005 van de Verenigde Naties stelt dat „ondanks de vele voordelen van globalisering bijna de helft van de 2,8 miljard werkende mensen van de wereld nog steeds rond moet komen van minder dan 2 USD per dag. Meer dan 500 miljoen van deze arbeiders moeten het met de helft daarvan doen”. Het rapport zegt verder dat „om de armoede terug te dringen meer banen en meer productieve werkgelegenheid nodig zullen zijn.”

De tekst in dit deel van Signalen is deels gebaseerd op de documentaire „Blood in the Mobile”, van Frank Piasecki Poulsen. Het auteursrecht op de Congolese foto’s berust bij Mark Craemer.

Permalinks

Geographic coverage

Documentacties