volgende
vorige
items
Note: new versions of the publication are available!

Het milieu in Europa: de tweede balans

9. Binnenwateren

Pagina Laatst gewijzigd 19-04-2016
5 min read

9. Binnenwateren

Voornaamste

bevindingen


Sinds 1980 is in veel landen de totale hoeveelheid water die aan de bodem wordt onttrokken, in het algemeen afgenomen.In de meeste landen is er na 1980 sprake geweest van een langzame afname van de grondwateronttrekking door de industrie. Dit is te wijten aan het feit dat er een verschuiving plaatsvindt naar industrieën die minder grote hoeveelheden water gebruiken, alsook op de groei van de dienstensector, technische verbeteringen en toegenomen hergebruik. Rond stedelijke gebieden bestaat echter nog steeds de mogelijkheid dat de vraag naar water de beschikbaarheid ervan overtreft en in de nabije toekomst kunnen watertekorten optreden. De toekomstige watervoorziening kan ook door klimaatverandering in gevaar worden gebracht.


In de Middellandse-Zeelanden komt het grootste deel van het waterverbruik voor rekening van de landbouw, met irrigatie als voornaamste gebruiksdoel. Het oppervlak dat wordt bevloeid en de hoeveelheid water die aan de bodem wordt onttrokken, is sinds 1980 gestaag toegenomen. In de Zuid-Europese landen wordt 60% van alle gewonnen water voor irrigatie gebruikt. In sommige regio’s overschrijdt de hoeveelheid water die aan de bodem wordt onttrokken, de snelheid waarmee het grondwater wordt aangevuld, met als gevolg een verlaging van de grondwaterspiegel, het verdwijnen van water- en moerasgebieden en indringing van zeewater. Tot de instrumenten voor de vermindering van de toekomstige vraag naar water behoren maatregelen voor een efficiënter watergebruik, prijsbeheersing en het landbouwbeleid.


Ondanks de streefwaarden voor de waterkwaliteit die in de EU zijn vastgesteld en de aandacht die in het Milieuactieprogramma voor Midden- en Oost-Europa aan dit onderwerp wordt besteed, heeft er sinds 1989/90 geen algehele verbetering van de rivierkwaliteit plaatsgevonden. De Europese landen melden verschillende trends zonder enig samenhangend geografisch patroon. Desalniettemin is de toestand van de meest verontreinigde rivieren sinds de jaren zeventig enigszins verbeterd.


Fosfor en stikstof veroorzaken nog steeds eutrofiëring van oppervlaktewateren. Verbeteringen in de afvalwaterbehandeling en reducties in de emissies van grote industrieën die tussen 1980 en 1995 zijn gerealiseerd, hebben ertoe geleid dat de totale hoeveelheid fosfor die in rivieren wordt geloosd, in diverse landen met tussen 40% en 60% is afgenomen. De fosforconcentraties in oppervlaktewateren daalden daardoor aanzienlijk, vooral in die wateren met de voorheen hoogste concentraties. In de toekomst worden nog verdere verbeteringen verwacht, omdat vooral het herstel van meren verscheidene jaren kan duren.


Ongeveer een kwart van de stations voor het bewaken van de rivierkwaliteit registreert echter nog steeds fosforconcentraties die ongeveer tien keer hoger zijn dan in water van goede kwaliteit. Stikstof, voornamelijk afkomstig van de landbouw, is een minder groot probleem in rivieren, maar kan problemen veroorzaken wanneer het naar zee wordt afgevoerd. Ter bescherming van het zeemilieu dienen de emissies van stikstof dan ook verder te worden beperkt.


De grondwaterkwaliteit heeft te lijden onder toenemende concentraties nitraat en pesticiden afkomstig van de landbouw. De nitraatconcentraties zijn laag in Noord-Europa, maar hoog in diverse West- en Oost-Europese landen, met veelvuldige overschrijdingen van de maximaal in de EU toegestane concentraties.


Het gebruik van pesticiden in de EU daalde tussen 1985 en 1995, wat echter niet noodzakelijkerwijs hoeft te betekenen dat de effecten op het milieu zijn afgenomen, aangezien nu andere pesticidenworden gebruikt. Voor bepaalde pesticiden overschrijden de concentraties in het grondwater veelvuldig de maximaal in de EU toegestane concentraties. Ook maken veel landen melding van een aanzienlijke verontreiniging door zware metalen, koolwaterstoffen en gechloreerde koolwaterstoffen.


Voor veel gebieden in Europa, zoals die rond de Noordzee, Oostzee, Rijn, Elbe en Donau, zijn geïntegreerde beleidsplannen voor de bescherming van de binnenwateren opgesteld. Ofschoon op dit terrein veel is bereikt, is in de toekomst een betere integratie van milieu- en economisch beleid gewenst.


De aanpak van emissies uit diffuse bronnen zal primair moeten gebeuren via het landbouwbeleid, maar dit brengt zowel in technisch als politiek opzicht nog steeds de nodige moeilijkheden met zich mee. Ofschoon hervormingen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie worden gebruikt voor de integratie van maatregelen om de toevoer van nutriënten te verminderen, moet er meer gebeuren. Zo moet bijvoorbeeld beleid gericht op het braakleggen van landbouwgronden zo worden opgesteld dat het voordeel voor het milieu maximaal is.


De EU-richtlijnen inzake de behandeling van stedelijk afvalwater en nitraat moeten leiden tot aanzienlijke kwaliteitsverbeteringen, maar het succes van deze twee richtlijnen hangt af van de mate waarin de lidstaten kwetsbare zones aanwijzen. Het voorstel voor een kaderrichtlijn inzake water vereist geïntegreerde programma’s voor beheer en verbetering. Als deze richtlijn in de hele EU op vergelijkbare wijze wordt uitgevoerd en er een verdere omschakeling plaatsvindt naar vraagbeheersing, zou deze tot duidelijke verbeteringen in de waterkwaliteit en tot een duurzaam beheer van de watervoorraden moeten leiden.

9.1. Inleiding

In Europa beschikken de meeste mensen over voldoende vers, schoon water. Watervoorraden worden niettemin door veel menselijke activiteiten bedreigd en in enkele delen van het continent worden door een gebrek aan voldoende water van goede kwaliteit beperkingen opgelegd aan het welzijn en de welvaart van de mens en aan de economische ontwikkeling.

Eeuwenlang werden Europese binnenwateren gebruikt voor drinkwater, irrigatie, het lozen van afvalwater, bevissing, het opwekken van energie en transport. Binnenlandse oppervlaktewateren vormen eveneens een belangrijk deel van het Europese landschap en de van deze wateren afhankelijke ecosystemen zijn van het grootste belang voor biodiversiteit (zie hoofdstuk 8). Door een groeiende bevolking, industrialisatie, de intensivering van de landbouw, kanalisatie, de aanleg van spaarbekkens en de toename van recreatief gebruik, kwamen de Europese binnenwateren in de afgelopen jaren steeds meer onder druk te staan en doen zich steeds meer conflicten voor tussen diverse toepassingen en gebruikers. Droge periodes en overstromingen, die behoren tot de meest voorkomende natuurrampen (zie hoofdstuk 13), dragen aan de problemen bij. Het is duidelijk dat er behoefte is aan duurzaam waterbeheer.

Dit hoofdstuk verschaft gegevens en informatie over de hoeveelheid water in Europa en de kwaliteit ervan, en over de druk die erop wordt uitgeoefend. Verzuring, die de kwaliteit van rivieren en meren in grote delen van Europa sterk beïnvloedt, wordt in hoofdstuk 4 besproken. In de afgelopen 25 jaar zijn er verscheidene beleidsinitiatieven geweest om op Europees niveau waterverontreiniging te bestrijden. Sinds het Dobris-rapport is er enige vooruitgang geboekt betreffende het verminderen van de verontreiniging van oppervlaktewateren door industrie en huishoudens. Een aantal landen heeft bijvoorbeeld de uitstoot van fosfor met 40-60% verminderd sinds het midden van de jaren ’80. De landbouw is echter in veel landen nog steeds een belangrijke bron van verontreiniging door fosfor, en ook verontreiniging door nitraat en pesticiden vormt nog steeds een probleem in heel Europa.

9. Binnenwateren (.pdf)

Permalinks

Documentacties